Thursday, March 03, 2005

LINKS / LIENS

  • http://www.arto.be/CONTENT/FR/05http://www.arto.be/CONTENT/FR/<><>05_BIBLIOGRAFIE/11_BIBLIOGRAFIE_DETAIL.cfm?BIB=1655_BIBLIOGRAFIE/11_BIBLIOGRAFIE_DETAIL.cfm?BIB=1655
  • http://216.239.59.104/search?q=cache:3vqnxiUcXV4J:www.theartserver.be/theartserver/nlbe/ 06_03_detail_Q_id_E_d29c2d786b00b6283e.asp+%22marcel+rademakers%22&hl=nl

INHOUD

1. LUMEN NUMEN

DEFINITIE / DÉFINITION

HISTORIEK / HISTORIQUE

KENMERKEN / CARACTÉRISTIQUES

CITAAT / CITATION (ERIK VAN RUYSBEEK)


2. KUNSTENAARS / ARTISTES

KARI BERT

JAN DRIES

EMIEL DE KEYSER

BEN KOELMAN

SERGE LARGOT

GILBERTE DE LEGER

ROLAND MONTEYNE

MARCEL RADEMAKERS (MARK MEEKERS)

GENODIGDEN / INVITÉS

3. KLEINE GALERIE

4. TENTOONSTELLINGEN / EXPOSITIONS (1967-1982)

5. PERSARTIKELEN / LA PRESSE

1. TENTOONSTELLING GALERIE CAMPO (ANTWERPEN)

2. KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN (ANTWERPEN)

3. HUIZE / MAISON DE LANCKSWEERT (BRUSSEL / BRUXELLES

4. GALERIE ALEPH (AALST / ALOST)

5. GALERIE DE ZWARTE PANTER (ANTWERPEN / ANVERS

6. BLOEMLEZING / ANTHOLOGIE

7. SINT- PIETERSABDIJ (GENT / GAND)

8. V.U.B./ U.L.B. BRUSSEL / BRUXELLES

9. MYSTERIE EN MATERIE K.U.LEUVEN

10. KLEUR, LICHT

11. SECUNDAIRE PUBLICATIES

6. BIBLIOGRAFIE / BIBLIOGRAPHIE

7. LIJST TENTOONGESTELDE WERKEN / OEUVRES EXPOSÉES (1967-1982)

8. LINKS

9. DE AUTEUR / L'AUTEUR

Wednesday, March 02, 2005

RADEMAKERS MARCEL

BIO
Werd geboren in Blaasveld (1939). Hij volgde Grieks-Latijnse humaniora aan het Sint-Jan Berchmanscollege te Antwerpen, studeerde aan de Katholieke Universiteit Leuven Wijsbegeerte en Letteren -Moderne Geschiedenis, Middeleeuwen- met grote onderscheiding, deed kortstondig wetenschappelijk werk tot de artistieke drang in hem de overhand kreeg. Hij onderhield contacten met het artistieke milieu van de Antwerpse metropool en is als beeldend kunstenaar autodidact. Zijn humoristische grafiek werd meermaals bekroond. Hij was lid van de groep "Onderaards '62" en "De Ombuiging". Hij was eveneens literair actief en publiceerde een eerste bundel poëzie "Grenslijn van Verveling" (Antwerpen, 1958). Onder het pseudoniem Mark Meekers, zou hij zich ontpoppen tot de "meest bekroonde Vlaamse auteur" (bron: De Standaard en de Poëziekrant).

EXPOSITIONS PERSONNELLES / INDIVIDUELE TENTOONSTELLINGEN
A.V.A.K. Antwerpen / Anvers (1965) / Instituut Marie Haps, Bruxelles / Brussel (1972) / Galerie Baupommier, Piégut, Dordogne, Frankrijk (1980).

EXPOSITIONS DE GROUPE / GROEPSTENTOONSTELLINGEN
Bank van Brussel (Onderaards 1962) / Gemeentehuis Bornen (grafische humor, 1962) / "Lumen Numen", Galerie Campo, Antwerpen (1967) / "Lumen -Numen", Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen (1969) / "Lumen Numen", Huize Lancksweert, Brussel (1971) / "Lumen Numen", Galerie Aleph, Aalst (1971) / "Lumen Numen", Galerie De Zwarte Panter, Antwerpen (1971) / "Lumen Numen", Sint-Pietersabdij, Gent (1972) / "Lumen Numen", U.L.B., Brussel (1973) / "Mysterie en Materie", Hallen van de K.Universiteit, Leuven (1982).

ROLAND MONTEYNE

BIO
Geboren te Lauwe op 9 maart 1932 (overleden te Herdersem 1993). Hij volgde Grieks-Latijnse Humaniora en werd Licentiaat Oosterse Talen en Geschiedenis (KU Leuven). Autodidact. Zijn eerste werk in olieverf dateert van 1947; zijn eerste beeldhouwwerk van 1965. In 1970 richt hij een bronsgieterij (verloren-was) op in het sashuis van Herdersem.

PERSOONLIJKE TENTOONSTELLINGEN
Hasselt (1962) / Gent (1962) / Roeselare (1962) / Atelier Veranneman, Kortrijk (1963) / Oostende (1963) / Galerie Arcanes, Brussel (1964) / Brugge (1967) / Brussel-(1969) / Schelderode (1970) / Aalst (1971) /Antwerpen (1971) / Galerie Arcanes, Brussel (1972) / Aalst (1972) / Kortrijk (1973) / Antwerpen (1975) / Cultureel Centrum, Sint-Pieters-Woluwe (1976) / Tielt (1977) / Brussel (1978) / Deinze (1980) / Galerie De Raam, Breda (1980) / Galerie De Vuyst, Lokeren (1981) / Retrospectieve, Oud-Hospitaal, Aalst (1982).

GROEPSTENTOONSTELLINGEN
"Biennale des Jeunes" Parijs (1963) / "10-de Biënnale", Middelheim, Antwerpen -(1969) / "Surréalistes et parallèles oniriques", Galerie Art du Monde, Parijs (1972) /-"Lumen Numen", Sint-Pietersabdij, Gent (1972) / "Le fantastique contemporain", Galerie de l'Université, Parijs (1972) / "Lumen Numen", ULB, Brussel (1973) / "Regards sur les paysages intérieurs", Château Malou, Brussel (1974) / "L'âge du bronze", Galerie Laubie, Parijs (1977) / IV-de Internationale Tentoonstelling Kleinsculptuur, Budapest (1978) /"50 Artistes flamands", Kunstpalast, Düsseldorf -(1978) / "Mysterie en Materie", Hallen van de K.Universiteit, Leuven (1982) / "Twelfth International Sculpture Conference", San Francisco (1982)




GILBERTE DE LEGER

BIO
Werd geboren te Oostende in 1923. Zij studeerde aan de Koninklijke Academie te Gent (bij H. Malfait) en te Brussel (bij A. Diez en Van Haelen), behaalde het diploma journalistiek (Nederlands Pershuis te Brussel) en het diploma lerares plastische kunsten. Leidde in 1972 het creatief atelier Peyresq (verbonden aan de U.L.B.-V.U.B. Brussel). Haar poëtisch werk werd meermaals gepubliceerd.

PERSOONLIJKE TENTOONSTELLINGEN
Galerie Sven, Oostende (1964) / Eernegem (1965) / Innodecor, Oostende (1965) / Hertsberge (1965) / "Maison des amis de l'Université de Louvain", Brussel (1966) / Oostende (1967) / Retrospectieve, Galerie 't Pand, Gent (1978) / Sint- Denijs-Westrem (1978) / Tielt (1979) / Malpertuus, Tielt (1980) / Gaselwest, Kortrijk (1981) / Oostende (1982) / Ruiselede (1982)

GROEPSTENTOONSTELLINGEN
Kursaal, Oostende (1964) / Hertsberge (1965) / "Oostendse schilders", Namen (1966) / "Skrow", Koekelare (1966) / "Lumen Numen", Galerie Campo, Antwerpen (1967) / Galerie Mercator, Oostende (1967) / "Contrapunt", Brugge (1968) / "Lumen -Numen", Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen (1969) / "20 Jazz", Thermae Oostende (1970) / "Lumen Numen", Huize Lancksweert, Brussel (1971) / "Lumen Numen", Galerie Aleph, Aalst (1971) / "Lumen Numen", Galerie De Zwarte Panter, Antwerpen (1971) / "Muze", Torhout (1972) / "Lumen Numen", Sint-Pietersabdij, Gent (1972) / "Lumen Numen", U.L.B., Brussel (1973) / Galerie Buysse, Sint-Martens-Latem (1978) / Galerie Watteau, Oostende (1978) / Tielt (1979) / Gildehuis, Oostende(1979) / Ruiselede (1979) / CC. 't Zwingelkot, Kortrijk (1979) / Huidevettershuis, Brugge (1982) / "Mysterie en Materie", Hallen van de K.Universiteit, Leuven (1982)

SERGE LARGOT

BIO

Werd geboren te Brugge in 1929. Hij kreeg zijn opleiding in het atelier J. Storie (Brugge). Hij leidde kortstondig het creatieve atelier Peyresq (verbonden aan de V.U.B / U.L.B.), gaf les in eigen atelier. Hij was stichter en directeur van het "Maison de la Culture" in Houffalize. Hij ondernam tal van studiereizen en nam het initiatief van: "Onderaards" (1962), Galerie Gulden Vlies, Onderaards (Brugge, 1964). Hij was voorzitter van VAGA (Vrije Actie Groep Antwerpen, 1968), nam deel aan Kufferanium, Bryggium. Hij richtte in Frankrijk de "Artension"-beweging op. Tijdens de jaren '70/80 gaat hij op een boot wonen en schilderen en verblijft langdurig in -het buitenland (Tunesië, Spanje, Frankrijk). Zijn werk werd onderscheiden met de Onderscheiding Provincie West-Vlaanderen (1951), Prijs Dr. De Meyer, Brugge (1956), Onderscheiding "Jeune Peinture Belge" (1965), Onderscheiding Europaprijs (1966), Prijs Raymaekers van de Académie Royale de Belgique (Houffalize, 1971). Hij bracht het "nieuwwoorden" in zijn poëzie en proza.

PERSOONLIJKE TENTOONSTELLINGEN
Galerie Gulden Vlies, Brugge (1967) / Galerie Defacq, Brussel, 1968 / "Première Foire d'Art Actuel", Galerie Carrefour, Brussel (1968) / "Het Belgisch Huis", Keulen (1969).

GROEPSTENTOONSTELLINGEN
Galerie Brugeoise, Brugge (1947) / Salon Hedendaagse Kunst, Brugge (1949) / Prijs Provincie West-Vlaanderen (1951) / Galerij "Unicum", Brugge (1952-1956) / Quadriënale van Gent (1954) / "Jonge Belgische Schilderkunst", Antwerpen, Ieper, Doornik (1958) / "Onderaards", Antwerpen, Brugge (1962) / Antwerpen, Brussel, 1963 / Galerij Gulden Vlies Onderaards, Brugge, (1964-1965) / "Europaprijs", Oostende (1966) / "Bryggium I en II", Brugge (1966) / "Facetten", (1967) / "Lumen Numen", Galerie Campo, Antwerpen (1967) / "Jonge Belgische Schilderkunst", Verviers, Brussel, Oostende, Gent, (1968) / "Kontrasten" Museum van Schone Kunsten, Antwerpen, (1969) / Buitenlandse Salons, Keulen, Rijsel (1969) / "Lumen Numen", Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen (1969) / "Not for sale art" Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen (V.A.G.A. 1969) / "Lumen Numen", Huize Lancksweert, Brussel (1971) / "Lumen Numen", Galerie Aleph, Aalst (1971) / "Lumen Numen", Galerie De Zwarte Panter, Antwerpen (1971) / "Lumen Numen", Sint-Pietersabdij, Gent (1972) / "Troisième Foire d'Art actuel", Brussel, (1972 / "Lumen Numen", V.U.B., Brussel (1973) / "Rencontres", Abbaye de la Réau (St Martin L'Ars, 1981) / "Mysterie en Materie", Hallen van de K.Universiteit, Leuven (1982).

BEN KOELMAN

BIO

Geboren te Den Helder (Nederland) in 1934. Hij leeft en werkt in Den Haag. Was betrokken bij de Kabouterbeweging Nederland. Zijn werk is gebaseerd op fragmenten uit de natuur en is bevlogen lyrisch van toon en toets. (Verdere informatie ontbreekt).

GROEPSTENTOONSTELLINGEN
"Lumen Numen", Galerie Campo, Antwerpen (1967) / "Lumen Numen", Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen (1969) / "Lumen Numen", Huize Lancksweert, Brussel (1971) / "Lumen Numen", Galerie Aleph, Aalst (1971) / "Lumen Numen", Galerie De Zwarte Panter, Antwerpen (1971) / "Lumen Numen", Sint-Pietersabdij, Gent (1972) / -"Lumen Numen", ULB, Brussel (1973)

EMIEL DE KEYSER

BIO
Schilder-schrijver (geboren in Dendermonde 1942), volgde les aan het Sint-Lucas-instituut te Gent. Kort na zijn opleiding ontving hij de Prijs Schilderkunst van de provincie Oost-Vlaanderen. Hij verdiepte zich in de spiritualiteit van het christendom, het Verre Oosten en de islam. Deze discipline heeft steeds zijn creativiteit begeleid en ondersteund. Na de tentoonstellingen van "Lumen Numen" borg hij (tijdelijk) zijn penselen op om zich in te zetten voor de opbouw van het werk van het Lectorium Rosicrucianum in België. In 1987 was hij weer aan het werk als schilder.

GROEPSTENTOONSTELLINGEN
"Hedendaagse Vlaamse Fantastiek", Galerie Campo, Antwerpen (1967) / Pro Arte Christiana, Kunstencentrum Vaalbeek (1968) / "Lumen Numen", Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen (1969) / Galerie Imago, Tielt (1970) / "Lumen Numen", Huize Lancksweert, Brussel (1971) / "Lumen Numen", Galerie Aleph, Aalst (1971) / "Lumen Numen", Galerie De Zwarte Panter, Antwerpen (1971) / "Lumen Numen", Sint-Pietersabdij, Gent (1972) / "Lumen Numen", ULB, Brussel (1973)


JAN DRIES

BIO

Werd geboren te Mol op 8 december 1925. Hij volgde muzieklessen van 1933-1945, tekenlessen van 1941-1947 te Mol. Studeerde van 1948-1949 aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten te Antwerpen, van 1950-1955 aan het Nationaaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten te Antwerpen. In 1962 specialiseerde hij zich aan de Marmerschool te Carrara en ondernam meerdere studiereizen onder meer in Italië en Spanje.
Hij behaalde tal van onderscheidingen: Tweede Bugatti prijs (1949) / Meesterschapsprijs voor Monumentale Kunst (1951) / Bronzen medaille voor Keramiek, Luik (1957) / Gouden medaille Expo '58 Brussel / Prijs van de kritiek in 1971-1972-1973-1974-1975-1976. Hij was in 1965 te gast bij de Stichting Henraux te Querceta (Italië) en ontving een persoonlijke uitnodiging tot deelname aan het symposium Blanc Vencac, Arandjelovac in Joegoslavië. Hij kreeg beurzen toegekend in 1967-1973-1974 en -1976.

PERSOONLIJKE TENTOONSTELLINGEN
Mol (1948) / Antwerpen (1956) / Gent (1956) / Rotterdam (1956) / Deurne (1961) / Antwerpen (1963) / Mol (1967) / Antwerpen (1968) , Oostmalle (1968) / Brussel (1968) / Zoersel (1970) / Antwerpen (1971) / Gestel (1971) / Deinze-Astene (1974) / Antwerpen (1975) / Kessel (1975) / Mol (1975) / Knokke (1978) / Leuven (1978) / Ronse (1979) / Ravenstein (Nederland) (1979).

GROEPSTENTOONSTELLINGEN
Antwerpen, Luik, Namen, Brussel, Oostende, Sint-Niklaas, Gent, Geraardsbergen, Zwijndrecht, Bachte-Maria-Leerne, Brugge, Mol, Sint-Kruis, Herentals, Aalst, Charleroi, Waregem, Bonheiden, Zottegem, Hasselt, Turnhout, Hallaar, Vaalbeek, Tielt, Ronse, Kessel, Neerpelt, Kruishoutem, Jambes, Knokke-Heist, Zoersel, Lasne-Chapelle-Saint-Lambert, Merksem, Genk, Diest, Kortrijk, Sint- Amandsberg.
In het buitenland onder andere in Parijs, Londen, Addis Abbeba, Schiedam, Den Haag, Hilversum, Stanleystad, Berlijn, Stockholm, Utrecht, Rotterdam, New York, Leiden, Keulen, München, Milaan, Carrara, Frankfurt, Firenze, Lisse, Eindhoven, Maastricht, Reims, Serravezza, Pietrasante, Middelburg, Düsseldorf, Belgrado.

KARI BERT

BIO
Werd geboren te Kortrijk in 1939. Hij behaalde het getuigschrift van het Instituut Journalistiek te Brussel en is kandidaat Filosofie (Universiteit Gent). Hij nam deel aan het internationaal filosofisch congres "Art in Culture", georganiseerd door de Universiteit Gent, met de bijdrage "Kleur en Logica". Hij is autodidact. In 1962 werd hij onderscheiden in de Prijs Jonge Belgische Schilderkunst. In 1963 behaalde hij een vermelding in de Prijs van Knokke en in 1965 kreeg hij nogmaals een onder-scheiding in de Prijs Jonge Belgische Schilderkunst. Hij leidde in 1972 het creatief atelier Peyresq (verbonden aan de ULB-VUB Brussel), nam deel aan voordrachten en debatten, was lid van de Belgische Vereniging van Kunstcritici en schreef diverse artikels over kunst. Hij intruceerde het "nieuwwoorden" in de poëzie.

PERSOONLIJKE TENTOONSTELLINGEN
Oostende (3x) (1958) / Galerie Sven, Oostende (1964) / Hertsberge (1964) / Eernegem (1964) / "Maison des amis de l'Université de Louvain", Brussel (1966) / Oostende (1967) / Retrospectieve, Galerie 't Pand, Gent (1978)/ Sint-Denijs-Westrem (1978) / Tielt (1979) / Malpertuus, Tielt (1980) / Gaselwest, Kortrijk (1981) / Ruiselede (1982)

GROEPSTENTOONSTELLINGEN
PJBS, Brussel (1963) / "Oostendse schilders", Düsseldorf (1963) / "Oostendse schilders", Newlynn (Groot-Brittannië) (1963) / Oostende (1963) / PJBS, Brussel, Gent, Antwerpen, Oostende (1966) / "Oostendse schilders, Namen (1966) /Bryggium, Stadshallen Brugge (1966) / Bryggium, Groeningemuseum Brugge (1967) / "Lumen Numen", Galerie Campo, Antwerpen (1967) / Galerie Mercator, Oostende (1967) / "Contrapunt", Brugge (1968) / "Lumen Numen", Museum voor Schone Kunsten, Antwerpen (1969) / "20 x 4 Jazz", Thermae Oostende (1970) / Tentoonstelling werken aangekocht door de Belgi sche Staat (1971) / "Lumen Numen", Huize Lancksweert, Brussel (1971) / "Lumen Numen", Galerie Aleph, Aalst (1971) / "Lumen Numen", Galerie De Zwarte Panter, Antwerpen (1971) / "Lumen Numen", Sint-Pietersabdij, Gent (1972) / "Lumen Numen", ULB, Brussel (1973) / Galerie Buysse, Sint-Martens-Latem (1978) / Galerie Watteau, Oostende (1978) / Tielt (1979) / Gildehuis, Oostende (1979) / Ruiselede (1979) / CC. 't Zwingelkot, Kortrijk (1979) / Huidevettershuis, Brugge (1982) / "Mysterie en Materie", Hallen van de K.Universiteit, Leuven (1982)

LUMEN NUMEN (1967-1982)

INTERNATIONALE GROEP SCHILDERS EN BEELDHOUWERS
GROUPE INTERNATIONAL D'ARTISTES PEINTRES ET DE SCULPTEURS
INTERNATIONAL GROUP OF PAINTERS AND SCULPTORS
1967 - 1982

LUMEN NUMEN KUNSTENAARS / ARTISTES GALERIE
TENTOONSTELLINGEN / EXPOSITIONS PERS / PRESSE BIBLIOGRAFIE / BIBLIOGRAPHIE
TENTOONGESTELDE WERKEN LINKS / CONTACT DE AUTEUR

TENTOONSTELLINGEN / EXPOSITIONS (1967-1982)

1967 Antwerpen, Galerie Campo
DEELNEMERS / PARTICIPANTS: Kari Bert, Gilberte De Leger, Ben Koelman, Serge Largot, Marcel Rademakers, Wim Van de Velde
GENODIGDEN / INVITÉS: Jean Bazaine, Jean Bertholle, Mark Claus, Dicran Daderian, Joaquin, Marcel de Man, Jean Le Moal, Philippe Morel, Seiler, Silvio Zanella
TENTOONSTELLING / EXPOSITION: van 16 tot 25 september 1967

OPENING GALERIE CAMPO: Kari Bert leidt in

1969 Antwerpen, Koninklijk Museum voor Schone Kunsten
DEELNEMERS / PARTICIPANTS: Kari Bert, Gilberte De Leger, Jan Dries, Ben Koelman, Serge Largot, Marcel Rademakers, Wim Van de Velde
GENODIGDEN / INVITÉS: Guy Adam, Jean Bazaine, Mark Claus, Germain Jacques, Jean Le Moal, Remo Martini, Jacques Pajak, Henri Pfeiffer, Rudi Polder, Jules Schmalzigaug, Lars A Sundberg, Pierre Tal Coat
TENTOONSTELLING / EXPOSITION: van 3 mei / mai tot 27 mei / mai 1969
INGERICHT door VAGA

1971 Brussel / Bruxelles, Kunstkabinet de Lancksweert, 32 Place Jamblinne de Meux plaats
DEELNEMERS / PARTICIPANTS: Kari Bert, Emiel De Keyser, Gilberte De Leger, Jan Dries, Ben Koelman, Serge Largot, Marcel Rademakers, Wim Van de Velde
GENODIGDEN / INVITÉS: Guy Adam, Remo Martini, Rudi Polder, Siegward Sprotte, Lars A Sundberg, Roger Wouters
TENTOONSTELLING / EXPOSITION: van 4 maart/mars tot 13 maart/mars 1971

1971 Aalst, Galerie Aleph (Alost)
DEELNEMERS / PARTICIPANTS: Kari Bert, Emiel De Keyser, Gilberte De Leger, Jan Dries, Ben Koelman, Serge Largot, Marcel Rademakers, Wim Van de Velde
GENODIGDEN / INVITÉS: Guy Adam, Remo Martini, Rudi Polder, Siegward Sprotte, Lars A Sundberg, Roger Wouters
TENTOONSTELLING / EXPOSITION: van 19 maart / mars tot 31 maart / mars 1971

1972 Gent, Sint-Pietersabdij (Gand)
DEELNEMERS / PARTICIPANTS: Kari Bert, Emiel De Keyser, Gilberte De Leger, Ben Koelman, Serge Largot, Roland Monteyne, Marcel Rademakers
GENODIGDEN / INVITÉS: Robert Aerts,Jean Bazaine, Pierre Bonnard, Pierre Lots, Jacqueline Marlier, Michèle Marlier, Romani Oscari, John Quivron, Paulette Van Loo, Nicole Veys, Vlerick
TENTOONSTELLING / EXPOSITION: van 28 september / septembre tot 22 oktober / octobre 1972

J.P.Ballegeer, inleider

1973 Brussel / Bruxelles, Vrije Universiteit Brussel , V.U.B. / U.L.B.
DEELNEMERS / PARTICIPANTS: Kari Bert, Emiel De Keyser, Gilberte De Leger, Ben Koelman, Serge Largot, Roland Monteyne, Marcel Rademakers
GENODIGDEN / INVITÉS: Robert Aerts, Jean Bazaine, Pierre Bonnard, Pierre Lots, Jacqueline Marlier, Michèle Marlier, Romani Oscari, John Quivron, Paulette Van Loo, Nicole Veys, Vlerick
TENTOONSTELLING / EXPOSITION: ingericht in het kader van "Kufferanium"
VERNISSAGE: woensdag 10 januari 1972, 20.00 uur

1982 Leuven, Hallen van de Katholieke Universiteit (Louvain) / "Mysterie en Materie"
DEELNEMERS / PARTICIPANTS: Kari Bert, Gilberte De Leger, Jan Dries, Serge Largot, Roland Monteyne, Marcel Rademakers
GENODIGDEN / INVITÉS: Alain Auregan, Katrien Caymax, Pol Cockx, Jetje De Kort, Yves Duchène, Lut Lenoir, Pol Marien, Willy Meysmans, Pierre Souchaud, Pol Spilliaert, Gerard Thijs, Etienne Van Doorslaer, Roger Wittewrongel, Maurice Wijckaert
TENTOONSTELLING / EXPOSITION: van 22 oktober / octobre tot 15 november / novembre 1982
INGERICHT ter gelegenheid van het Vierde Europees Poëziefestival, door de Europese Vereniging ter Bevordering van de Poëzie

TENTOONGESTELDE WERKEN / OEUVRES EXPOSÉES (1967-1982)

Alle werken olieverf op doek, tenzij anders vermeld
afkortingen:
C.= Galerie Campo (Antwerpen, 1967) (60 gekatalogeerde werken)
K.M.= Koninklijk Museum voor Schone Kunsten (Antwerpen, 1969) (73 gekat. werken)
L./A./Z.P.= Maison De Lancksweert (Bruxelles, 1971) / Galerie Aleph (Aalst) / Galerie De Zwarte Panter
(Antwerpen, 1971) (36 gekatalogeerde werken)
S.P./ V.U.B.= Sint-Pietersabdij (Gent, 1972) / V.U.B. / U.L.B. (Brussel, 1973) (100 gekatalogeerde werken)
M.M.= "Mysterie en Materie" (Universiteitshallen, K.U.Leuven, 1982) (69 gekatalogeerde werken)

JAN DRIES

KARI BERT
Tekening (inkt) - Dessin à l'encre (1962) 52x72 (S.P., V.U.B. 13)
Bijgewerkte tekening - Dessin rehaussé (1963) 40x40 (S.P., V.U.B. 14)
Tekening (inkt)- Dessin à l'encre (1966) 17x25 (S.P., V.U.B. 15)
Tekening (inkt)- Dessin à l'encre (1966) 17x25 (S.P., V.U.B. 16)
De berg Horeb (1966) 60x90 (C. 11, S.P./V.U.B.7)
Brandend Braambos (1966) 90x120 (C.12, S.P., V.U.B.6)
Tropisme (1966) 122x122 (S.P., V.U.B.4)
Tropisme IV (1966) 116x70 (S.P., V.U.B.5)
Mozes ontvangen door Jethro (1967) 70x80 (C.13 en S.P, V.U.B. 8)
Héliotropisme I (1968) 100x150 (K.M.7)
Héliotropisme II (1969) 120x120 (K.M.8)
Parfois Antonin Artaud (1969) 90x90 (K.M.9)
Héliotrope I (1969) 120x120 (S.P, V.U.B. 9)
Tekening (houtskool) - Dessin au fusain (1969) 100x75 (S.P., V.U.B. 17)
Tekening (potlood) - Dessin au crayon (1970) 21x30 (S.P., V.U.B. 18)
Tekening (potlood) - Dessin au crayon (1970) 21x30 (S.P., V.U.B. 19)
Héliotropisme II (1970) 120x120 (L./A./Z.P.4)
La prière de l'héliotrope (1970) 90x90 (L./A./Z.P.5, S.P., V.U.B. 10)
Héliotrope II (1971) 90x120 (S.P., V.U.B. 11)
Essaie de peinture (1972) 70x120 (S.P., V.U.B. 12)
Tekening (pastel) - Dessin au pastel (1972) 27x36 (S.P., V.U.B. 20)
Tekening (pastel) - Dessin au pastel (1972) 27x36 (S.P., V.U.B. 21)
Timberland (1982) 112x72 (krijt/papier) (MM.6)
Wind (1982) 82x59 (krijt/papier) (MM.7)
Waterzonnetje (s.d.) 80x70 (MM.4)
Mozes en het brandende braambos (s.d.) 80x70 (MM.5)

EMIEL DE KEYSER
Schilderij (1963) 50x40 (SP., V.U.B. 23)
Schilderij (1964) 90x70 (S.P., V.U.B. 24)
Peinture (1966-1968) 75x110 (L./A./Z.P.6)
Peinture (1968-1969) 100x150 (L./A./Z.P.7)
Schilderij (1968-1972) 57x115 (S.P., V.U.B. 25)
Schilderij (1970-1972) 122x106 (S.P., V.U.B. 26)
Schilderij (1970-1972) 106x122 (S.P., V.U.B. 27)
Schilderij (1970-1972) 120x84 (S.P., V.U.B. 28)

GILBERTE DE LEGER
Les fous sympathiques (gouache) (1962) 72x47 (S.P., V.U.B. 29)
Bomen (1965) 120x100 (S.P., V.U.B. 30)
Berglandschap (1967) 60x70 (S.P., V.U.B. 31)
Zee in april (1967) 80x120 (S.P., V.U.B. 32)
Marine (1967) 110x110 (C.20)
Zee in april (1967) 110x 80 (C.21)
Bergrivier (1967) 60x70 (C.22)
Stilte (1968) 80x70 (MM.21)
Sous-bois (1968) 120x100 (S.P., V.U.B. 33)
De bode (1969) 120x120 (K.M.16 en S.P., V.U.B. 35))
Golven worden hoge wolken (1969) 60x80 (K.M.17 en S.P., V.U.B. 34)
De kronkelierebomen (1969) 90x90 (K.M.18)
Hare-Krishna (1970) 120x90 (L./A./Z.P.8 en S.P., V.U.B. 36)
De nieuwe morgen (1970) (L./A./Z.P.9)
La flamme pirificatrice (1971) 77x96 (S.P., V.U.B. 37)
Vlam (1971) 100x70 (S.P., V.U.B. 38)
Joie d'un après-midi d'été (1971) 90x60 (S.P., V.U.B. 39)
Repos (1971) 100x70 (S.P., V.U.B. 40)
Etre dans les nimbes (1972) 120x85 (S.P., V.U.B. 41)
Hare-Krisna II (1972) 80x70 (S.P., V.U.B. 42)
Het stille baren van de natuur (1978-1980) (inkt/papier) 73x57 (MM.22)
Waterplons (1978-1980) (inkt/papier) 73x57 (MM.23)
Zomerzang (1982) 90x70 (MM.20)

JAN DRIES
Jeu de formes (1960) 16x19 (carraramarmer) (K.M.19)
Trois segments de colonne (1963) 24x23/26 (keramiek) (K.M.20)
Torse (1963) 24x22 (carraramarmer) (K.M.21)
Torse (1964) 33x35 (carraramarmer) (K.M.22)
Positif-négatif (1968) 80x40 (geplastificeerde gips) (K.M.23)
Positif-négatif (1968) 61x61 (geplastificeerde gips) (K.M.24)
Silhouette/ Positif-négatif (1968) 62x62 (geplastificeerde gips) (K.M.25)
Le couple (1968) 39x18 (gips) (K.M.26)
Ontmoeting I (1968) 60x60 (gips) (L./A./Z.P.10)
Ontmoeting II (1968) 60x60 (gips) (L./A./Z.P.11)
Een en een is een (1968) 40x20 (gips) (L./A./Z.P.12)
Vlucht (1968) 40x20 (gips) (L./A./Z.P.13)
Vrij (1981) 33x70x46 (witte marmer) (MM.24)
Meditatie (1981) 40x25x25 (witte marmer) (MM.27)
Op en neer (1981) 42x66x44 (witte marmer) (MM.25)
Om-dat (1982) 53x35x20 (witte marmer) (MM.26)

BEN KOELMAN
Ruimte (tekening) (1966) 18x25 (C.33)
Natuur (tekening) (1966) 65x50 (C34)
Schilderij (1966) 100x80 (S.P., V.U.B. 93)
De olijfboom (1967) 92x106 (C.29)
Bergfuga (1967) 90x110 (C.30)
Sous-bois (1967) 140x110 (C.31)
Schilderij (1967) 30x40 (C.32)
Compositie (1968) 146x114 (K.M.32)
Compostie (1968) 146x114 (K.M.33)
Compositie (1968) 130x162 (K.M.34)
Compositie (1968-69) 146x114 (K.M.31)
Soleil (1970-1971) 100x81 (L./A./Z.P.14)
Paysage (1971) 60x75 (L./A./Z.P.15)
Landschap (1971) 120x100 (S.P., V.U.B. 94)
Landschap (1971) 80x100 (S.P., V.U.B. 95)
Compositie I (vetkrijt/papier) (1971) 50x65 (S.P., V.U.B. 97)
Compositie II (vetkrijt/papier) (1972) 50x65 (S.P., V.U.B. 98)
Compositie III (aquarel/papier) (1972) 50x65 (S.P., V.U.B. 99)
Compositie IV (aquarel/papier) (1972) 50x65 (S.P., V.U.B. 100)
Landschap (1972) 70x60 (S.P., V.U.B. 96)

SERGE LARGOT (ERNEST AERTS)
Le Saut mortel (1958) 92x106 (S.P., V.U.B. 43)
Wandeling in het bos (1962) 90x95 (S.P., V.U.B. 44)
Zee - land - lucht (1963) 85x110 (S.P., V.U.B. 45)
De Kern (1964) 100x100 (S.P., V.U.B. 46)
Paradijs van Arif (1964-1965) 100x130 (S.P., V.U.B. 47)
Première apparition de l'ange (1965) 89x116 (S.P., V.U.B. 48)
Nederdaling der engelen (1966) 110x130 (S.P., V.U.B. 50)
Rêve-ève (1966-67) 100x110 (C.35 en S.P., V.U.B. 49)
Overwoekerende tuin (1967) 72x72 (S.P., V.U.B. 52)
Lute pour l'Ange (1967) 135x135 (C.36)
De Dood (1967) 135x110 (C.37)
Mandala de l'homme moderne (1967) 100x120 (K.M.35 en S.P., V.U.B. 51)
Compositie (1967-68) 110x135 (K.M.37)
Portrait de Philippe ou la fleur bleue (1968-69) 72x72 (K.M.38 en S.P., V.U.B. 53))
Demon in de tuin (1969) 72x72 (S.P., V.U.B. 54)
Etrange rencontre (1970) 72x72 (S.P., V.U.B. 55)
Métamorphose (1970) 146x114 (L./A./Z.P.16)
Merci,C. (1970) 116x89 (L./A./Z.P.17)
Lyrique (1971) 97x130 (S.P., V.U.B. 56)
Clair-obscur (houtskool - fusain) (1972) 97x130 (S.P., V.U.B. 57)
Oplossing van de massa (houtskool - fusain) (1972) 130x97 (S.P., V.U.B. 57)
Waanzin (1981) 100x81 (MM.32)
De materie zelf moet licht worden (1981-1982) 81x65 (MM.33)
Une figuration autre (1982) 81x65 (MM.34)

ROLAND MONTEYNE
Tekening (dessin) (1960) afm.? (S.P., V.U.B. 72)
Tekening (dessin) (1961) afm.? (S.P., V.U.B. 73)
Tekening (dessin) (1968) afm.? (S.P., V.U.B. 74)
Mystiek incident te Vézaly ... (brons/bronze) (1971) afmetingen? (S.P., V.U.B. 62)
L'ermite découvre l'inexprimable... (brons/bronze) (1971) afm.? (S.P., V.U.B. 63)
De grootvizier heeft geheime ondeugden (brons/bronze) (1971) afm.? (S.P., V.U.B. 64)
Faune exceptionnel... (brons/bronze)(brons/bronze) (1971) afm.? (S.P., V.U.B. 65)
And if the sculpture were a female body (brons/bronze) (1971) afm.? (S.P., V.U.B. 66)
Intermezzo ma non troppo (brons/bronze) (1972) afm.? (S.P., V.U.B. 67)
De juiste vingers der stilte... (brons/bronze) (1972) afm.? (S.P., V.U.B. 68)
La paix... (brons/bronze) (1972) afm.? (S.P., V.U.B. 69)
De beroemde courtisane reciteert... (brons/bronze) (1972) afm.? (S.P., V.U.B. 70)
Herfstavond onder regen aan de oever... (brons/bronze) (1972) afm.? (S.P., V.U.B. 71)
Zelfkruisiging (1980) 61x98x62 (brons) (MM.43)
Luisterend naar een jonge virginaliste (1980) 65x70x50 (brons) (MM.46)
Grafschrift van Joseph Ignace Guillotin (1981) 25x36x28 (brons) (MM.45)

MARCEL RADEMAKERS (MARK MEEKERS)
Paradijzen (1963) 19x12 (S.P., V.U.B. 78)
Woudoase (1964) 72x55 (S.P., V.U.B. 79)
In rozentuinen zeer verzilverd (1965) 92x92 (S.P., V.U.B. 80)
Delicate aanwezigheden (1965-1966) 120x90 (S.P., V.U.B. 81)
Waterval van fluwelen licht (1967) 93x95 (C.47 en S.P., V.U.B. 82)
Een meer van oud-zomers goud (1967) 90,5x73 (C.48)
De satijnen handen van het woud (1967) 90x73 (C.49)
Pianovingerige waaiers groen (1968) (120x95) (K.M.61en S.P., V.U.B. 83)
Een koralen nevel als nooit... (1968) 100x92 (K.M.62)
Een madonna-parelmoeren mei (1969) 78x76) (K.M.59)
Fonteinen van vilten vuur (1969) 95x78 (K.M.60)
Lentelichtelijk verlangen (pastel) (1969) 84x67 (S.P., V.U.B. 84)
In blauwe sonates neergedeeld (pastel) (1970) 84x66 (S.P., V.U.B. 85)
In vogelveerverrankte vlucht (1971) 150x140 (S.P., V.U.B. 86)
De varens van mijn ziel (1972) 150x140 (S.P., V.U.B. 86)
Een Eeuwigheid nabij gedroomd (1970) 83,5x66 (L./A./Z.P.25)
In blauwe sonates neergedaald (1970) 83,5x66 (L./A./Z.P.26)
Er ging een licht voorbij (1975-1979) 205x155 (MM.47)
Triptiek:numineuze nocturne
1. de zintuigen voorbij (1975-1978) 105x92 (MM.48,1)
2. hart van nachtelijk licht (1974) 105x92 (MM.48,2)
3. achter de ogen geborgen (1976-1978) 105x92 (MM.48,3)
Triptiek:echo's van verre kleuren (pastel/karton)
1. openhartige gebeden (1980) 98x68 (MM.49,1)
2. hartslag der dingen (1981) 98x69 (MM.49,2)
3. de barmhartigheid van het woud (1982) 98x69 (MM.49,3)

11. SECUNDAIRE PUBLICATIES

ARTIKELS VAN / IN:
LE COURIER DU LITTORAL , JAN-EMIEL DAELE (SCHRIFT), KARI BERT (TRAP), EMIEL DE KEYSER (DE KLEURENDE MENS), MARK MEEKERS (HET LICHT TE GAST), JOHAN VANBERGEN (MARCEL RADEMAKERS)

*
À LA RECHERCHE DE LA LUMIÈRE

"L'histoire précise que dans nos pays les arts plastiques ont subi un véritable tournant conceptif au cours du dernier siècle. Les "écoles" étaient jadis essentiellement figuratives et s'opposaient sur des détails encore que ceux-ci se trouvaient considérablement grossis par leurs partisans. Mais la peinture ne s'imaginait et ne se conçevait qu'au travers des formes classiques, visibles, réelles quelle que fût la part créatrice relevant du subconscient. La lumière ne pouvait être sue soleil, ses rayons filtraient sans relief sur les toiles des primitifs, avec plus de nuances touchant "au vrai" chez ceux de la Renaissance puis des Romantiques, de impressionistes, des expressionistes et de tous les "ismes" que l'on connait. Entretemps vint la photographie... C'en fut fait du besoin de reproduire. L'invention établissait un véritable barrage entre la peinture d'hier et celle d'aujourd'hui. Toutes les données s'en trouvaient modifiées, les critères transformés de fond en comble. Après des siècles de positivisme pictural, l'abstrait ressuscitait au faîte d'un long déroulement de rechercheset avec lui militait une génération de peintres rejetant toute survivance du "maître" pour se concentrer sur l'expression artistique du "moi".
Ainsi la peinture est devenue un vaste laboratoire où chacun poursuit une découverte qu'elle soit due spontanément à l'inspiration, à un calcul cérébral, à une expérimentation de matière. Chaque peintre espère qu'un jour ou l'autre sa formule alambiquée, polie et repolie lui vaudra une consécration. Si donc aujourd'hui il n'y a plus guère "d'écoles" il n'en existe pas moins des "courants".
Ceux-ci se manifestent sans tenir compte des frontières et souvent sont issus de jeunes peintres qui finissent par confronter leurs oeuvres dans un désir de perfectionnement à la lumière d'une critique réciproque. Voilà nés les "groupes". Dans l'esprit actuel ils sont aux antipodes des écoles de jadis car ils ne supposent aucune directive imposée, leur thème de base étant librement choisi.
Pourquoi rappelons-nous cette évolution? Parce quenous avons à Ostende les antennes d'un de ces groupes inspirés qui a pris en Belgique le titre de "Lumen Numen" et dont on retrouve des tentacules en Allemagne, en Hollande, en France.
La lumière est son souci principal, une lumière à l'échelle humaine avec sa part de surnaturel malgré tout et, selon les constantes de notre époque spatiale. Sans doute la lumière a-t-elle toujours été le souci majeur du peintre. Avec l'abstrait pour lequel la peinture n'est que forme et matière, elle acquiert une dimension nouvelle, impérative, absolue...de la lumière pour la lumière.
Kari Bert et G. De Leger sont unis pour la vie et... la peinture. Ils travaillent ensemble, confrontent leurs résultats, critiquent, se conseillent et puis font face aux jugements, critiques et conseils des autres peintres acquis à "Lumen Numen" qui oeuvrent sous d'autres cieux... Leurs oeuvres se rejoignent au point où l'abstraction prend forme, où la ligne figurative s'estompe. Ils convenaient l'un et l'autre de la nécessité de décoaguler la matière, aller aux extrèmes du perceptible. Cela donna chez G. De Leger des ondulations virbatoires faites de petites touches de couleurs presque diaphanes approchant l'irréel comme si l'onde n'était plus celle de la vague mais de la lumière... Kari Bert de son coté poussait plus loin la recherche des contrastes...Par touches ondulées semblables à ce que pourraient être des vers de l'espace, il combine le jaune dans toutes ses nuances avec des verts tendres, de bleus d'eau pour trouver qu'au hasard des promiscuités les tons changent, se transforment, s'allient ou s'étiolent. La toile, oeuvre de délicate patience, vit comme si elle engendrait un univers d'électrons et de protons dilués dans les airs avec des formes dont on dirait qu'elles sont les origines du monde vivant..."

(Robert Lanoye, in: Le Courrier du Littoral/ de Bruges / de Gand, 1967)

MARCEL RADEMAKERS

*
CONCERT INDISCHE MUZIEK RAM NARAYAN
sarangi met tablabegeleiding Suresh Tawalkar

"In het kader van de tentoonstelling Lumen-Numen en in medewerking met het yogacentrum Gent, Dr. E. Gomes wordt in het Centrum voor Kunst en Cultuur, St.Pietersplein, 9 te Gent een avondconcert ingericht op 19 oktober te 20u.30.
Het is een gekend feit dat een kunstenaar in de Indische cultuur o.a. ook de benaming krijgt van yogi, omdat zijn weg er een is, niet van gewone esthetische bevalligheid, maar van spirituele ascese, naar de bevrijding zo men wil.
Het zijn tevens die begrippen die de groep Lumen-Numen wil re-introduceren, vandaar de samenwerking voor dit concert tussen Lumen-Numen en het yogacentrum Gent, Dr. E. Gomes.
Door de tussenkomst van de International Society of Friends kon contact gelegd worden met de sarangispeler Ram Narayan, een der beste musici, en zeker de beste sarangispeler van India. Zijn instrument, de sarangi, is een soort vedel met drie of vier hoofdsnaren en een dertigtal eronder liggende meetrillende snaren, wat aan het instrument een ongehoorde klankrijkdom geeft. Ram Narayan wordt begeleid door de tablaspeler Sureh Tawalkar en zal traditionele Indische muziek spelen. Er zal gevraagd worden aan de musici, enkele grondslagen van de Indische muziek uit te leggen en te illustreren. Ram Narayan was de leerling van de spelers van vorige generatie, vooral dan zijn vader, Pandit Nathuji Biawat; de familie musiceerde sedert lang van vader op zoon. Ram Narayan zelf begon te spelen op zevenjarige leeftijd en was reeds op veertienjarige leeftijd vast verbonden aan All India Radio. Met zijn oudere broer de virtuoos, wijlen Pandit Chatur Lal, nam hij deel aan de internationale tournees. Op de eerste platen van Indische muziek, in het westen geïntroduceerd door Yehudi Menuhin, was het Chatur Lal die Ravi Shankar en Ali Akbar Kahn begeleidde op tabla.
De onkostendeelname bedraagt 100 fr.; kaarten kunnen bekomen worden in "Trefpunt" bij St. Jacobs, 18, Gent of door storting of overschrijving op pr.n° 894278 van Bert O., Oostende, met de melding "concert
Ram Narayan, 19-10-72", de kaarten worden dan opgestuurd. Ook op de literaire morgen "Het Numineuze in de poëzie" (8/10 te 10u30) en op het colloquium "Lumen Numen en de kunst van nu" (15/10 te 10u.30) kunnen kaarten bekomen worden (beide activiteiten gaan door in de St. Pietersabdij) en natuurlijk de avond zelf aan de ingang."

(Jan-Emiel Daele, Bijvoegsel bij SCHRIFT, driemaandelijks literair tijdschrift, nr. 13, juni 1972, Kerkstraat, 38, 9810 Drongen.)

*
KARI BERT BELICHT ZIJN DICHTBUNDEL "OEFENINGENCAHIER"

"Terug naar het bewustzijn". Nu lijkt me dat... een der voornaamste stellingnamen vooral vis à vis de rest van de poëtische wereld, en zelfs ten opzichte van de gehele kunstwereld. Het leek een reactionair standpunt (de verzen mogen getuigen dat het niet zo reactionair was) juist zoals nu onze houding in de schoot van Lumen-Numen, door zovele "progressieven" reactionair genoemd wordt. Toch ben ik ervan overtuigd dat die heel preciese eis "meer bewustzijn" van doorslaggevend belang was voor onze verdere ontwikkeling.
... Een tweede punt was dat wat we met het sleutelwoord "imponderabele" wilden zeggen. Het inponderabele, het onzegbare... Niet de "inhoud" zelf maar precies datgene wat niet gezegd werd, zoals de vaas niet alleen de klei is, maar ook en vooral de leegte binnenin die haar tot vaas maakt... In onze poëzie, in dat "nieuwdichten" kwam er nog een sleutelterm. Vloerdenken. Het woord is van Largot.
Het hield in: de "ik" wegwerken, de "ik" van de dichter... Dat "vloerdenken" of de "ik" wegwerken samen met het "inponderabele" zou later dekking gaan vormen van wat we "Numen" zijn gaan noemen. Soms was er al een voorgevoel, een echo zoals in: "gras wispers / al IS"... In feite was dit het heimwee naar een "sacrale" taal.
... En toen we elkaar na jaren terugvonden bleken we nagenoeg tot dezelfde resultaten gekomen en vonden we elkaar in wat Lumen-numen geworden is. Bewustzijn tegen surrealisme, experimentelen, bewustzijnsverruimende middelen (want die benaming is één van de grote verleiders). Het inponderabele, het numen, tegen de platvloersheid, het absurde en het uitzichtloze. Vloerdenken contra individualisme.Dat alles is nu nog mijn doel, waar ik naartoe schilder en waar ik naartoe schrijf."

(Kari Bert, in: Trap nr. 3, uitgave Contramine, Antwerpen, 1974, p.3-13)

ROLAND MONTEYNE

*
DE KLEURENDE MENS - SCHILDEREN ALS DISCIPLINE

"1.2. Lumen Numen
In 1967 nam Emiel De Keyzer deel aan een tentoonstelling "Hedendaagse Vlaamse Fantastiek", in galerie Campo te Antwerpen. Daar werd hij opgemerkt doorSerge Largot. Die had samen met Kari Bert, Gilberte De Leger, Marcel Rademakers, Wannes Van de Velde, Jan Dries e.a. een kunstenaarsgroep opgericht: Lumen Numen.
Deze beweging trachtte via een doorgedreven lyrische abstractie, een zeer intensieve lichtwerking van de kleuren en een inhoud van etherische aard, het numineuze, het wonderbare onuitsprekelijke wezen zelf der werkelijkheid en van het leven, zichtbaar te maken. Voor zover dit mededeelbaar was. De grote verdedigers van Lumen Numen in België waren de auteur Erik Van Ruysbeek en vooral de criticus Graaf Philppe d'Arschot.
Het was een verzameling van individuen, voor korte tijd samengebracht in de marge van een lawaaierige tijd. Ieder ging zijn weg."

(Emiel De Keyser, in: De kleurende mens-Schilderen als discipline, Leuven 1994, p. 3.)

*
KIJKRICHTING: "VOILA COMMENT JE RÈGLE MES COMPTES AVEC LA NATURE CAR ELLE NE SOURIT PAS... ELLE EST PARFAITE"

"... Daar het reine schilderen werken met pigment is, hecht ik uitzonderlijk veel belang aan het alchemistisch proces, waarbij verf uit de tube onlijflijke kleur wordt, en kleur door juiste afstemming getoonzet wordt tot licht.
Enkele doeken tonen hoe je door pasteltinten af te stemmen op dezelfde intensiteit een boventoon verkrijgt, die de afgrenzingen overschrijdt en omslaat in een zilverige waas. De opticawetten van Newton worden hier getart, want uit stilstaande kleurvlekken groeit beweging en een veelvoud van ritmen en tijden.
Terzelfdertijd creëren licht en kleur een warrelende wereld van verschillende plans, telkens andere ruimten en diepten. Enkele doeken zijn erg donker gehouden en geven als boventoon een zwaar "duister" licht.
Er blijft nog heel wat te doen om de juiste kleurenakkoorden te vinden tussen dit witte en dit duistere licht. Wanneer dit ooit lukt zal men een nieuwe clair-obscur hebben, die dieper is doorgedrongen in de geheimen van het zien en dus ook duidelijker geschikt zal zijn om het allesdoordringende lichtmysterie te benaderen.
"Een schiderij is geen schilderij". De arme zintuigen zien niet wat ze waarnemen, kijk wat er van overblijft: symphonie van kleur, een gerelativeerde tijd, een overschreden ruimte. Misschien slaat dit de richting in van een ikoon uit de twintigste eeuw: een vlak dat wat licht reflecteert en symbolisch verwijst naar wat de menselijke geest als hoogste kracht, heiligste wezen, bron van alle zijn beschouwt..."

(Mark Meekers, in: Marcel Rademakers, het licht te gast, katalogus, Beringen, 1986, p. 7-11)


MARCEL RADEMAKERS

*
DAT IK NIET ANDERS KAN BESCHRIJVEN ALS HET SUBLIEME

"... Marcel Rademakers is medestichter van de groep Kunstenaars LUMEN-NUMEN. Vertaald betekent dit: licht en mysterie.
Wat hij in zijn werk dan ook traht uit te drukken is het bodemloze onzichtbare fundament van ons bestaan, dat al ons doen en laten, ons leven en handelen draagt en dat zelf onuitspreekbaar blijft. Ook al is dat fundament onuitspreekbaar, niet tastbaar en niet grijpbaar. Rademakers vindt dat wij zijn aanwezigheid steeds moeten voelen. Wie niet geworteld blijft in dit onzichtbare mysterie, diens leven glijdt af naar de banaliteit, de verveling en de zinloosheid... Maar Rademakers is ook een schilder en waardoor kan het mysterie van het bestaan beter worden uitgedrukt dan door het licht? (Hij is een schilder van het licht).
Want ook het licht zelf zien wij niet. Dank zij het licht verschijnt de wereld. De dingen, voorwerpen, landschappen, mensen verschijnen IN het LICHT. Maar het licht zelf is onzichtbaar. het is de bron zelf van zichtbaarheid. Vandaar dat in alle godsdiensten het licht het beeld is van de verschijning, de openbaring van het goddelijke, het diepste mysterie... Het mysterie is wat deze schilder ten diepste bezig houdt.
... Dat is de onmogelijke opgave. het nooit bereikte doel van alle kunst! Het mysterie zelf zichtbaar maken, neen niet zichtbaar, maar voelbaar en aanwezig. Daarom vertrekt hij van de kleur, van het residu, de neerslag... De opgave bestaat erin deze oneindige mogelijkheden van de kleuren zó te combineren dat door een evenwicht van verzadiging, stralinsvermogen en helderheid de schilder erin slaagt de grens te bereiken waarop de kleur zelf verdwijnt en HET LICHT VERSCHIJNT. Dat evenwicht is zo subtiel, omdat de werking van kleuren haast onvoorspelbaar is, sommige slorpen het licht op, andere reflecteren het. Kleuren komen naar voren, terwijl andere wijken.
Maar soms gelukt het, dan ontstaat op de grens van de kleurvlakken een felle vibratie, een effect dat ons even de aanwezigheid geeft van het PURE SCHIJNEN, het ZUIVERE onzichtbare licht...
Wanneer men zo naar de werken kijkt, dan verdwijnen ook de werelden, die onze verbeelding eruit afleest. Wij staan dan voor een onmetelijke ruimte, waarin wijzef ontledigd zijn, tot rust gekomen, verzoend. In ons leeft dan nog een gevoel van nietigheid, maar ook iets weids, een gevoel, dat ik niet anders beschrijven kan als het SUBLIEME. Iets dat ons tegelijkertijd doet huiveren en ons aantrekt: tremendum et fascinosum! Het bestaan zef wordt weer heilig, heel en gans... Het werk van Marcel Rademakers is een getuigenis, dat zijn roeping als schilder is: DE HOEDER VAN HET LICHT te zijn.

Prof. Johan Vanbergen, art.: Dat ik niet anders beschrijven kan als het sublieme, in: M.Rademakers, Het Licht
te gast, katalogus, Beringen, 1986, p.12-17

9. "MYSTERIE EN MATERIE" K.UNIVERSITEIT LEUVEN / LOUVAIN

ARTIKELS VAN / IN:
MARK MEEKERS (MYSTERIE EN MATERIE), FRIEDA LAVAERTS (PANORAMA), MARK MEEKERS (CATALOGUS) CATALOGUS, GAZET VAN ANTWERPEN, HANS DEVROE (DE STANDAARD), HET LAATSTE NIEUWS, DE STANDAARD, HET VOLK

*
HET NUMINEUZE IN DE KUNST INLEIDING TOT DE TENTOONSTELLING "MYSTERIE EN MATERIE"

"Graag hadden we met deze tentoonstelling een algemeen, uitputtend overzicht gegeven van alle kunstenaars, die zich verdiept hebben in materie en mysterie. Van Eyck, Dirk Bouts, Fra Angelico, Metsys, Grünewald, El Greco zouden zich in dit gezelschap thuis gevoeld hebben. Wij moeten ons echter beperken tot een kleine groephedendaagse kunstenaars.
Graag hadden wij werken uit verschillende kultuursferen met elkaar geconfronteerd om de universaliteit van het thema aan te tonen. Wij hebben ons echter moeten beperken tot Belgische kunstenaars, aangevuld met enkele buitenlanders uit de groep Lumen Numen. Dus geen Rothko, geen Chagall, Brancusi, Muchi of Sung-schilderingen, geen tanka's, geen soefi-miniaturen, geen Polynesische boomschorstekeningen.

Deze tentoonstelling wordt in het kader van het 4-de Europees Poëziefestival ingericht en is meer dan een louter plastische vertaling van de poëzie die aan bod komt. Als schakel tussen beide manifestaties hebben wij enkele literair-getinte werken geselectioneerd, die zich bewegen in de sfeer van surrealisme en magisch-realisme.
De kern van de tentoonstelling is opgebouwd rond "schilderende schilders" en "beeldhouwende beeldhouwers", t.t.z. kunstenaars, die gebruik maken van de intrinsieke middelen van hun medium.De beeldhouwers zijn op de eerste plaats een Hand en hebben zin voor ruimte. De schilders zijn Oog en meer geneigd tot abstractie.
In de gebruikelijke zin van het woord is deze manifestatie geen tentoonstelling van kerkelijke, religieuze of sacrale kunst. Dikwijls worden deze kwalificaties vernauwd tot christelijke kunst, die symbolen, figuren, attributen, verhalen uit (die) de godsdienst voorstelt en zich meestal weinig gelegen laat aan het mysterie in de diepte.
Echte religiositeit berust op een oerervaring, een gewaarwording van de oergrond van de dingen. Dit leidt tot de stellige overtuiging dat de zintuiglijk waarneembare werkelijkheid niet de enige is. Er ruist ook leven onder de schors. Werelden glippen door de mazen van het netvlies of zoals Wols het uitdrukt: "op elk ogenblik is in elk ding de eeuwigheid aanwezig. Het ongrijpbare dringt door alles heen. Men moet weten, dat alles op alles rijmt."

Godsdiensten waren de eersten om dit kontakt met het transcendente te formuleren (formaliseren, ritualiseren, dogmatiseren). Ze noemden deze sacrale werkelijkheid in de werkelijkheid "God". Van religie tot religie verschillen de formuleringen maar het levenwekkende water blijft hetzelfde. De rivier krijgt andere benamingen naargelang tijd en ruimte waar ze doorvloeit.
Die verschillende formuleringen gaan van 'n "God", die gescheiden is van de mens, die angst aanjaagt maar fascineert tot de "God" van liefde, benaderbaar, meer in ons zelf aanwezig, met wie de mystikus zich één voelt in kortstondige verlichting.

Dit numineuze overschrijdt de rationele termen, overstijgt de gangbare voorstellingen in té herkenbare ikonen. De Arabische kunst heeft dit snel begrepen.
Het numineuze is vóórwoordelijk. Het is dus moeilijk onder marmer, kleur, of taal te brengen. Men kan slechts trachten die bronnen in het gemoed van de andere aan het borrelen te zetten. Dit kan door het opwekken van een zekere melancholie, zoals die in de werken van een Kaspar Friedrich zo romantisch wordt gesuggereerd. Door het ontlokken van een opstijgend gevoel, dat in de koepels van barokke kerken en moskeeën vleugels krijgt of door de welsprekende stilte van een Zen-tuin.
Door simbolen, vergelijkingen met eenmakende liefde,doorstralend licht. Door muziek van Messiaen, Skriabin of door de geschriften van mystici: waarom niet Ruusbroec, Eckhard, Sint-Jan van het Kruis, Tahore, Gezelle soms? Of Roemi uit de dertiende eeuw in Perzië: "... De een verklaarde dat wij een boom zijn/ nee, zei de ander, gras zijn wij./ Toch zegt het ruisen van dit riet/ dat de bries nu door ons waait;/ o stil dan, o stil laat ons zijn;/ dat zijn wij, en dit ook zijn wij."

De kunstenaars die hier exposeren zoeken kontakt met die onderhuidse wereld, met de bries die door ons waait... het zijn geen hardroepers, want alleen in stilte, meditatie, liefde, verwondering springen de sloten en gaan de poorten op deze hogere realiteit open.
Deze kunst staat niet los van het leven, zoals zovele -ismen, hoe "realistisch" ook, integendeel het is een soort esoterische weg. Permanente bezinning in marmer, hout, klei, akwarel, inkt, olieverf. Een tocht naar in-zicht, waarheid, waarbij geen enkele menselijke faculteit wordt uitgesloten, ook niet het logisch denken en ordenen.
Deze inzichten zijn enkel over te dragen wanneer men eenzelfde weg is gegaan, met gelijkaardige levenservaring: eerst dan ontstaat een resonantie tussen gelijkgestemden. Op die manier, dáárom, kwamen ergens op een kruispunt de schilders en beeldhouwers van de groep Lumen-Numen elkaar tegen, ontmoeten de huidige kunstenaars elkaar hier. De tijd was/ is er rijp voor!

De eerste reakties tegen het objectivistische, materialistische wereldbeeld kwamen los. De "gevestigde generatie", reageerde, opgejut door het sukses van de techniek, die tot in het dagelijkse huishoudkomfort was doorgedrongen, reageerde onmiddellijk en katalogeerde deze bewegingen ergens denigrerend in 'n kast in het achterhoofd, met als etiket: "kontestatie, hippie-verschijnsel, drugs, joga, goeroes, individualisme, transcendentale meditatie, godsdienstig réveil..."
Door hun officieel geschreeuw hoorden ze niet de roep om direkt kontakt met de dingen, zoals die zich uit in kleinschaligheid, direkte democratie, herwaardering van de volksmuziek, terugkeer naar de natuur en andere nog groenere tendenzen.
Zelfs de wetenschap kan geen puur mechanistische, materialistische verklaring van de verschijnselen meer geven. Enkelen blijven echter hardnekkig "irrationeel" geloven in... de wetenschap, zonder toe te geven dat de waarheid van vandaag soms de vergissing van morgen is.
Plots gingen de jongeren beseffen dat geweldige klemmen de vrijheid, de persoonlijkheid meer dan ooit voordien bedreigden: milieuverloedering, de nazismen van links en rechts, het urbanistisch fascisme, de endoctrinatie door de media, de cultuur van de grootst-gemene-deler-mens, de bewapeningswedloop, economische en andere hartkrisissen. Ze verloren elk geloof in de opgedrongen geluksvisie van de negentiende eeuw. Met vertedering neemt men afscheid van 2000 jaar en wat verward zoekt men naar stevige fundamenten: geloof, gevoel, intuïtie, fantasie en zelfs kunst krijgen nieuwe kansen. Dit is geen neo-romantiek of retro, wel een vernieuwde traditie, in een hogere wending van de tijdsspiraal, in een hoger coëfficiënt: een nieuwe be-geestering.

SERGE LARGOT

Beeldhouwers en schilders spreken een taal, die niet altijd door iedereen begrepen wordt, omdat men ze zelden korrekt heeft leren spreken, maar hun kunst heeft dit voordeel: ze is onmiddellijk, ze moet geen omweg langs de hersens maken om woorden te vormen, om zich te uiten.
Gedreven door een eerlijk zoeken vonden zij een aantalnieuwe beeldende middelen omdat de bestaande, konventionele grammatika tekort schoot. Zij experimenteerden niet om het experiment, maar om een adekwater, waardiger uitdrukking te vinden voor hun bezieling.

Op een viertal gebieden kwamen zij tot nieuwe inzichten wat betreft vorm, ruimte, tijd, kleur-en-licht. Met de dekompositie van de vorm, trachten zij de oppervlakkige werkelijkheid van de zintuiglijke gewaarwordingen te doorbreken. Ze trachten die epiderme realiteit te ontstollen, te onthoeken, te ontklonteren, te dematerialiseren. In de nieuwe vorm, die ze zo vinden wordt gevatter dan voordien de geestelijke inhoud uitgedrukt. Ze herscheppen dus de werkelijkheid. Dit kan alleen in nauwe samenspraak tussen materie en geest. Op deze wijze geven ze korrekter gestalte aan hun "inwendig landschap", verstoffelijken ze hun visie.

Bij de beeldhouwers speelt het volume in de ruimte een belangrijke rol. Beelden nodigen uit om aangeraakt te worden, hard of zacht, naargelang hun vorm en naargelang de textuur van de oppervlakte grof, gekorreld, gepolijst, glad is. Beelden nodigen uit tot handtastelijkheid. Beeldhouwers zijn zinnelijke genieters, maar door een dun als porselein uitgeschaafd marmervlak of door een kontrast van volumineus en ijl, van vol en ledig kan men vervoerd geraken,duikt plots het mysterie op achter de materie, verwijst een ruimtelijk beperkt voorwerp naar verder, meer, ruimer, dieper.

De schilders verwerpen elke traditionele vorm van ruimtelijke suggestie zoals Indisch, Chinees of renaissanceperspectief. Zij beelden immers geen buitenruimte af, maar de binnenruimte en doen dit met hún magisch middel bij uitstek: de kleur. De kleuren worden zo precies op elkaar afgestemd dat er kleurvlakken ontstaan, waarbij elk vlak een andere situering in de ruimte krijgt en raar genoeg: hun ruimte ligt letterlijk vóór het doek. Naarmate men de schilderijen nadert versmelten plots afzonderlijke kleuren tot een geheel zodat bepaalde vlakken scherp zichtbaar worden en andere kleurgroepen uitgewist lijken. Men betreedt a.h.w. stapsgewijs het doek.
Deze ruimten zijn nergens precies te lokaliseren. Ze schitteren en bewegen, schuiven boven en onder, door elkaar. Op deze wijze overschrijden ze de ruimtelijke begrenzing binnen het doek en ontstaat een veelruimtelijk beeld.

Nergens is er stilstand, alles vibreert in verschillende ritmen en tempi zodat de gewone tijdsbegrippen doorbroken worden en men in een veeltijdelijkheid terechtkomt, in een plastisch geworden "eeuwig heden".
Door de wisselwerking van ruimtelijke schikking en licht, van vorm en licht, materie en licht, oppervlakte en licht, weerkaatsen en kapteren de beelden in hun gevoelig marmer het licht. Het licht stolt in het beeld, komt er tot rust, bevrucht er de materie.
Krachten, energieën, reacties, verhoudingen, wisselwerkingen, associaties en dissonanten van de kleur worden verkend. Zo ontstaat een nieuwe "solfège van de kleur". Wanneer de kleuren op een identieke lichtintensiteit worden afgestemd ontstaat er door de werking van het simultaankontrast een toon die omspringt in "wit" licht,
simbool van het binnenlicht, van het "goud, dat achter de ogen schittert."

Dit licht is een fletse afschaduwing van het licht, waar religies en mystici naar verwijzen. Luister naar Hildegarde von Bingen: "... Vanaf mijn vroegste jaren tot op heden, heb ik altijd dit licht gezien, in mijn geest en niet met de ogen naar buiten, noch met enige gedachten van mijn hart, noch met behulp van mijn zintuigen. Maar mijn uiterlijke ogen blijven open en de andere lichamelijke zintuigen behouden hun daadkracht. Het licht dat ik zie, is niet door enige plaats bepaald, maar toch is het helderder dan de zon, noch kan ik er de hoogte, lengte of breedte van bestuderen, en ik noem het 'de wolk van het levende licht'. Maar soms aanschouw ik binnen in dit licht een ander licht, dat ik 'het levend licht zelf' noem. En als ik er naar kijk, verdwijnen alle droefheid en pijn uit mijn geheugen zodat ik weer een eenvoudig meisje ben en niet een oude vrouw..."

Kijker, vergeet even het konservatieve, gewoontegevormde kijken, geef je bloot, kwetsbaar en gevoelig, vergeet kultuur en zelfs schoonheidsnormen en zie met die andere ogen, die overal hetzelfde zijn, hetzelfde zien en niet vergaan."

(Mark Meekers, art.: Het Numineuze in de kunst, inleiding tot de tentoonstelling "Mysterie en
Materie", Universiteitshallen Leuven 1982, in: M. Rademakers, op het Lichtende Kleurenpad,
Heverlee, 1985, p. 17-23)

ROLAND MONTEYNE

*
LUMINISTEN EN NUMINISTEN ZETTEN ZICH AF TEGEN HET AMERIKAANSE CULTUURIMPERIALISME

"Kunstrichtingen als nieuw-realisme, constructivisme en futurisme zijn bezeten van materie, de platvloerse werkelijkheid. vele hedendaagse stromingen ontstonden -hoe kan het ook anders- in Amerika.
Alle grote Parijse galerijen zijn ingenomen door de Amerikanen. Cultuurminister Jack Lang fulmineert tegen l'impérialisme américain.
Maar in de Oude Wereld broeit wat. De kinderen van het licht zetten een vredig tegenoffensief in. Lumen betekent licht; Numina zijn de goden zonder gezicht. De Lumen-Numen-groep probeert het onzegbare te benaderen. Zoiets kan natuurlijk niet figuratief gebeuren; van de toeschouwers wordt een gevoelssprong verwacht, die hem het licht doet zien. Want met het licht heeft het Luminisme alles te maken.
"De beeldhouwers zijn op de eerste plaats een hand en hebben zin voor ruimte", probeert dichter/ schilder Marcel Rademakers (Mark Meekers) uit te leggen. "Zij wenden zich naar het tactiele. De schilders zijn oog en meer geneigd tot abstractie."Hun schilderijen bestaan dan ook vaak uit een pointillistische warreling van kleuren, die van diepte verschuiven naargelang de kijker voetje voor voetje naderbij sluipt. Wanneer je geluk hebt, lost het waaierende spectrum zich op in een verblindend wit licht, dat de vermoeide ziel een fractie van een seconde op een hoger plan slingert. Zoals Goethe zei: "Elke kleur is een schreeuw omdat ze geen licht meer is."Want het licht, de Godsidee, waarin Hadewych en Ruusbroec al probeerden door te dringen, dat proberen de Luministen te vertolken. Op een recente tentoonstelling in Leuven kwam dat heel boeiend tot uiting.
Luminisme is een term uit de godsdienstwetenschap, maar het luminisme is geen religieuze kunst. Wat licht is in de materie, is luminisme in de godsdienst. Dat is wel een religie zonder naam, want de luministen zien de zaken niet eng. Zoals kunstschilder Gilberte De Leger zegt: "God is een kracht waar ik niet bij kan. Ik leef middenin de natuur, al is het dan in een godvergeten dorp. God is voor mij de kracht die alles regelt, maar ik praat niet over het goddelijke. Ritus wordt vaak verward met ceremonie.
Het leven is ook sacraal. Het is hetzelfde water, maar de rivier verandert van naam. Ik doe alleeneen poging om dichter bij het mysterie te komen, dat door die poging verlicht wordt. Mijn schilderen is een magische daad, het meevoelen van de aanwezigheid."
Marcel Rademakers schildert een nieuwe clair-obscur met kleuren, waar vroeger alleen zwart en wit gebruikt werd. Het kleurengebruik is in de Vlaamse kunst altijd belangrijk geweest; de Primitieven wisten er al weg mee. Wel nieuw is het gebruik, dat de luministen ervan maken.
"We willen niets zeggen", verklaart Rademakerslaconiek. daarentegen, gelooft wel in de duiding, maar vindt dat je het niet met je intellect moet begrijpen. "je moet het bewust gewaar worden", verduidelijkt hij. Smakelijke taal van een metafysisch schilder.
De luministen Gilberte De Leger en Kari Bert zijn een paar. Deze kunstvorm lijkt wel bijzonder geschikt te zijn om met zijn tweeën te beoefenen. Ook het werk van het beeldhouwerspaar Jetje De Kort en Jan Dries lijkt merkwaardig veel op elkaar. "We praten nog steeds over de dingen waarover je niet uitgepraat raakt", glimlacht Jan. Ze maken zuiver witte en zwarte sculpturen, bevredigend afgerond van vorm, die de hand tot strelen verleiden. Het marmer gaan ze zelf in Carrara uitzoeken. Deze kunstenaars zweren bij natuurlijke elementen; polyester is taboe. Hier hoef je je niet opgelaten te voelen wanneer je het kunstwerk op z'n kop houdt, want met deze oneindige vormen kun je alle kanten op. Zoals Jan Dries zegt: "Links is rechts, onder is boven, voor is achter... ook dat is kosmisch. Het is zo licht als het donker is. We zijn hier en daar tegelijk. Daar zijn is een vorm van verlichting."
"Dit is geen neo-romantiek of retro", benadrukt Marcel Rademakers (Mark Meekers). "De beweging heeft alles te maken met kleinschaligheid, directe democratie, terugkeer naar de natuur en andere groene tendenzen.De officieel gangbare waarheid is immers de vergissing van morgen. Het is de jongeren wel duidelijk geworden dat hun vrijheid bedreigd wordt door milieuverloedering, de totalitarismen van links en rechts en het midden, de bewapeningswedsloop. Ze verloren elk geloof in de opgedrongen geluksvisie van de negentiende eeuw. Ze zoeken naar nieuwe fundamenten voor een oud geloof. De kunst krijgt nu misschien een eerlijke kans."
"Zoveel woorden verspeeld voor verloren wit", zoals deze "zwerver langs de lijzijde van het licht" zelf dicht... "alleen het mysterie op zichzelf heeft uiteindelijk nog zin".

(Frieda Laevaerts, voor: Panorama, 00/10/1982)

GILBERTE DE LEGER

*
IK WERD 'N VOGEL IN MIJN DROOM EN WAKKER, WERD DE VOGEL WEER MIJN IK

"Verrukkelijke kunst moet de ogen openen, de blik verruimen en verdiepen, anders sterft zij de dood van het conservatisme. Zij wekt verwondering en moet de geest bijscholen, wil zij niet alleen maar een copieuse copie of de bevestiging van botte blindheid, geïnstitutionaliseerd-maatschappelijke en geestelijke verstarrring zijn.
De eerste betekenis van de tentoongestelde werken ligt niet in de vorm en de materie, maar in het in-zicht dat ze willen geven in wat door de mazen van het netvlies glipt, in het wezen van de dingen, dat onder de schors, onderhuids aanwezig is en in meditatief-stille openheid wordt gevat. Langs enkele aanloopstappen in de surreële sfeer (van poëtische symboliek tot magische geometrie) wagen wij de sprong uit deze soms figuratieve en literaire benadering van het thema, in de "picturale" schilderkunst en de "sculpturale" beeldhouwkunst. Vanuit hun eigen aard trachten ze de voorzintuiglijke, voorwoordelijke werkelijkheid onder marmer, kleuren of woorden te brengen. De kunstenaars willen het onvatbare een suggestieve gestalte geven, zoals warmte verwijst naar zonlicht.
De rationele termen voorbij, kunnen wij dit opstijgend gevoel om-cirkelen, omschrijven met een litanie van glacerende woorden als: smetteloze lelie, ivoren maanlicht, met alle epitheta, die de liefde vereren: natuurlijk, delikaat, poëtisch, melancholisch, sereen, die een herinnering zijn aan het iriserend sublieme, het verhevene, het oneindige.
Dit onvatbare, sacrale, dat de kunstenaar tracht aan te raken, dit "numen" is de kiemkracht van alle uitgezaaide religies. "Op elke ogenblik is in elk ding de eeuwigheid aanwezig. Het ongrijpbare dringt door alles heen. Men moet weten dat alles rijmt." De edelsteen van het absolute werd door de slijpschijf van de tijd met verschillende facetten bijgeslepen. Oorspronkelijk formuleerde men van het goddelijke en de godheid een beeld dat angstaanjagend en fascinerend was. Geleidelijk werd deze nog sterk aan de materie verkleefde vervormelijking uitgekristalliseerd tot een benaderbare aanwezigheid van "liefde". De diamant werd verder gepolijst en gebriljandeerd tot een sieraad van "licht", dat soms bij een mysticus tot ver-lichting uitbloeit: "en door die Eenvoudige Naaktheid, die alle dingen omvat, vindt hij zichzelf en voelt hij zichzelf datzelfde licht te zijn, waardoor hij ziet, en niet anders."
Dit gestamel om het onzegbare te articuleren, vinden wij in de geestelijke tradities van Oost en West verankerd. Telkens leidt het tot een tasten naar nieuwe beeldende middelen en experimenteert men, niet omwille van het experiment, maar omdat de gangbare plastische grammatica, compositie en de conventies van het zien ontoereikend zijn om de adem van de dingen, het "onbedingde" benaderend te evoceren.

De beeldhouwers en de schilders van de groep Numen Lumen zochten sinds hun eerste tentoonstelling in 1967 naar een nieuwe syntaxis.
Geleidelijk breidde de groep zich uit in literaire breedte en met aanmoediging van de schilders van de "Ecole de Paris" verdiepten ze hun inzicht en aangepaste techniek om het verlies van métier en geestelijke dimensie in de kunstrichtingen te keren.
Door de decompositie van de vorm komt het kunstwerk los van de abtracte lijnenlogica en het contoerenkader. Die ontstolling houdt minder rekening met de schone schijn van de ogen, dan met de waarheid van de geest. Deze nieuwe beelding tracht de bloeddruk van de werkelijkheid, de diepe polsslag van de dingen duidelijker, in hun hart, weer te geven.
Deze ontvorming en nieuwe vorming moeten in harmonie samenpraten met de kleur, hét magisch middel bij uitstek van de schilder. Door geduldig en gevoelig onderzoek zag men nieuwe harmonieën, dissonanten, associaties en magische, psychische krachten en ontstond er een nieuwe kleurensolfège.De tonen worden voorbijgeschilderd en door een akkoord van schakeringen en intensiteiten ontstaat iets meer: een boventoon, waarbij een verblindend licht uitstraalt, symbool van het onstoffelijke, afstraling van het goud, dat achter de ogen sluimert.
Verrassend universeel en hier van toepassing, is de beschrijving, die de Japanner Okamoto geeft van een boeddhistische initiatierol: "ik bewonderde het schilderij dat zich voor mij bevond, waarin het goud en het blauw... zich op de duur zozeer vermengden en versmolten dat alles transparant werd en ik niets meer onderscheidde. Tijd en ruimte waren verdwenen. Mijn lichaam scheen te zweven..."

Daar een materiële localisering van ervaringen, gevoelens, gedachten, intuïties irrelevant is, staan wij in een veelruimtelijk beeld, waardoor concreetheid en beperktheid worden doorbroken. Er is een aanwezigheid van boven, door en naast elkaar glijdende vlakken. Het Indisch, Chinees of renaissanceperspectief wordt vervangen door een kleurenperspectief dat de ruimte weerkaatst, vóór het doek uitwerpt, zodat men de indruk heeft zonder preciese situering, tussen de kleurruimten te zweven. Nergens is er stilstand, alles is vibratie, pulsatie, ademhaling. Door de aanzwellende en wegebbende kleurgewaarwording verschuift het zicht voortdurend van vlek naar vlek, van contrast naar contrast, zonder een houvast te bieden. Overstelpt, capituleert het in de boventoon van licht.
Simultaan langzame vibraties en ritmieken en snelle bewegingen en tempi verschuiven de grenzen van de tijd, die daarmee ontglipt aan de gangbare bepalingen. De tijdsduur wordt gerelativeerd, opgeven en benadert in zijn veeltijdelijkhed "een eeuwig heden".

Wars van literatuur of modieuze anekdoten, is deze schilder-en beeldhouwkunst niet meer imitatief, maar scheppend.
Demateralisering, licht, ruimte, beweging en tijd worden met puur-picturale middelen bereikt. Waar ze louter technisch kunnen of esthetiek wordt, kan ze de toeschouwer niet uit zijn lichamelijke coördinaten lichten om de fijne vruchtbeginselen van de dingen te ontbolsteren.
Niet alleen voor de beschouwer, maar ook voor de kunstenaar is ze veeleisend en vraagt ze permanent gevecht met de materie in en buiten zichzelf, aangehouden meditatieve zuivering, om boven de beperktheid van de materialen uit te groeien tot de tanka's van het Westen, de ikonen van nu, de "meditatiebeelden van de twintigste eeuw."
Om het fijne fluidum van deze parallele, verklaarde werkelijkheid te capteren, kan de beschouwer de werken niet benaderen met een in de negentiende eeuw gewortelde instelling, die haar sappen uit materialisme en rationalisme betrekt. Hij zal in een totaal-menselijke beleving, in brute staat, met achterlating van tradities, cultuur, opvattingen en zelfs smaak, zijn persoonlijkheid verliezen om te kunnen zeggen: "nu ik hier desolaat sta, voel ik een bijzondere heiligheid."
Hij moet ballast verwijderen voor de evasie uit zijn ik, om vervuld te worden en op grotere diepte (zich)-zelf weer te vinden en aldus de essentie van de bloem tusen de bladeren te ontdekken.
"...Wie dit 'leest', voelt, voor één ogenblik verplaatst buiten de grenzen van zijn ik, trillen 't mysterie van zijn eeuwigheid".
(Citaten van Wols, Ruusbroec, Eliade, Albers, Buson en Dèr Mouw).

(Mark Meekers, in: Mysterie en Materie, tentoonstelling, catalogus, Leuvense Schrijversaktie/
Europese Vereniging ter Bevordering van de Poëzie, Leuven, 1982, p.1-3)

CATALOGUS "MYSTERIE EN MATERIE"

*
VIERDE EUROPEES POËZIEFESTIVAL TE LEUVEN

"Van vrijdag 22 oktober tot en met zondag 31 oktober wordt te Leuven het vierde Europees poëziefestival georganizeerd.
Aan deze manifestatie, die dit keer het tema "Mysterie en Materie" meekrijgt, verlenen een hele reeks dichters hun medewerking... De festiviteit begint op vrijdag 22 oktober met de opening van de tentoonstelling over hetzelfde thema in het Leuvens stadhuis. Katrien Caymax, Jan Dries, Serge Largot, Laurent Monteyne, Marcel Rademakers (Mark Meekers), Pol Spilliaert, Dan van Severen en Hilde Van Sumere zullen hun werken exposeren. Op woensdag 27 oktober staat een lezing over Mario Luzi en een forumgesprek over religie en poëzie met Anton Van Wilderode, J.W. Schulte Nordholt, Erik Van Ruysbeek en Herwig Hensen op het programma..."

(Art. in: Gazet van Antwerpen, 21/10/1982)

GILBERTE DE LEGER

*
VIERDE POËZIEFESTIVAL TE LEUVEN "MYSTISCH"

“LEUVEN – Aangezien poëzie in se reeds iets esoterisch heeft, is de nadering tot het ongeziene nooit ver.
Zulks omschrijven met termen uit religie of zelfs een “verheven materialisme” (“de transcendentie van het engagement” e.a. vaktaal) is een mooie en nutteloze poging. Het gedicht suggereert iets verders, of doet dat niet – en de lezer blijkt tot die witte cirkel in staat, of niet. Moeilijke en toch vrij simpele “oplossing”… Hier heerst de paradoks.
We zijn benieuwd naar wat er tijdens het vierde Europees Poëziefestival zal verschijnen in dit schemergebied tussen schriftuur en stilte. Het kan niet de bedoeling zijn geweest van de inrichters van Mysterie en Materie een synopsis te geven van actuele tendensen in “mystische” poëzie, daartoe is de representativiteit der dichters te gering. Toch mag men zich verwachten aan een gevarieerde benadering…
Enigszins apart is de tentoonstelling rond hetzelfde thema: schilders en beeldhouwers vooral uit de groep “lumen numen” (van 22 okt. Tot 15 nov. in de Jubileumzaal van de Universiteitshalle, Naamsestraat 22, op werkdagen van 11 tot 18 u., ’s zondags van 14 tot 18 u.)
Tijdens de persconferentie onder leiding van Eugène Van Itterbeek m.m.v. Jos Stroobants gaf Marcel Rademakers (Mark Meekers) enige toelichting bij deze “kunstenaars van het licht”. Het gaat hier om literair geïnspireerden. Zij schilderen (en exposeren) liefst in daglicht om “lichtvervuiling” te voorkomen. Het samen-werken van natuurlijke materialen (geen polyester bijv.), perfecte figuren als de bol, een algemene dematerialisatie van de vorm en vooral de zorgvuldig gedoseerde “solfège des couleurs” kan leiden tot “meditatieschilderijen” of “onwerkelijke” sculpturen. Door kontrasterende kleurafstemming wordt ook een ruimtelijk effect beoogd, een zekere afstand… materieel en geestelijk.
Tijdens het festival reikt de Stichting “Fernando Rielo” de tweede wereldprijs voor Mystische Poëzie uit…”

(Hans Devroe, in: De Standaard, 24/09/1982)

*
TENTOONSTELLING OVER "MYSTERIE EN MATERIE TE LEUVEN

"Het vierde Europees poëziefestival, dat woensdag 27 oktober in Leuven begint, kreeg in het weekeinde een vooropening in de vorm van een tentoonstelling van schilder- en beeldhouwkunst.
Deze expositie in de Jubileumzaal van de Universiteitshallen, Naamsestraat 22 Leuven, wil het festivaltema "Mysterie en Materie" plastisch evokeren.
De uitbeelding van het gegeven is best terug te vinden bij de luministen van de groep "Lumen Numen". Hun werken vormen echte meditatievoorwerpen, een zoeken in kleur om zich los te maken van de materie en het transcendentale weer te geven.
Een konfrontatie met hun oeuvre openbaart een soort esoterische weg, een tocht naar inzicht en waarheid. Het gezegde dat kunstenaars een taal spreken die niet altijd begrepen wordt, is hier meer dan waar. De kijker zal alleen maar de lichtkracht die van deze werken uitgaat voelen, als hij of zij eenzelfde weg is gegaan. Dan ontstaat er een zekere resonantie en prikken de trillingsgetallen van kleur en marmer de inzichten over het wezen van de dingen op het netvlies.
In hun transcendente kunst willen deze artiesten het onvatbare, het sakrale, het eeuwige aanraken. De eerste betekenis van de tentoongestelde werken ligt dan ook niet in de vorm en de materie maar in het inzicht dat ze willen geven. Door het loslaten van vorm en kompositie proberen ze hun oeuvre transparant te maken. Het spelen met lichtschakeringen en intensiteiten doet een boventoon van verblindend licht, het symbool van het onstoffelijke, ontstaan. Om dit fijne fluïdum te grijpen dient de beschouwer de ik-ballast of materie over boord te gooien. Indien hij daarin slaagt zal hij het mysterie van het zijn kunnen ervaren.

(Art. in: Het Laatste Nieuws, 25/10/1982)

GILBERTE DE LEGER

*
"MYSTERIE EN MATERIE" n.a.v. POËZIEFESTIVAL VAN ZWOEL-AARDS NAAR PUURSTE WIT

"LEUVEN - Het "numineuze" uitbeelden kan (en kan niet) op velerlei manieren. Dit is gebeurd in talrijke religies en levenswijzen. Literatuur en kunst hebben, soms troebel, soms (te) helder, gepoogd mystische ervaringen of althans benaderingen te suggereren - waarbij de uiteraard beperkte visie van de kunstenaar vaak beantwoordt aan het begrensde bevattingsvermogen van de beschouwer. In wezen lijkt een en ander een noodzakelijk proces van heviger intensiteit via inkeer tot weglating.

Iets van zulke pogingen kan men herkennen in de tentoonstelling van schilderijen en beelden die te Leuven werd georganiseerd n.a.v. het Europese Poëziefestival Mysterie en Materie. Van eentwintigtal, overwegend Belgische kunstenaars is recent werk opgesteld in de Jubileumzaal van de KU. Een woordenrijke catalogus werd samengesteld door Lidwine Van der Heyden en ingeleid door Marcel Rademakers (Mark Meekers).
Verder dan een historizerende weg (vooral rond de groep Numen Lumen), ontstaan rond 1967, voert ons hier een tocht die abstraheert van zwoel-aards naar het puurste wit. Tussen deze uitersten vindt de toeschouwer heel wat experimenten. Zo kan men de afstand aanvoelen tussen het erotizerende brons van Roland Monteyne/ Yves Ducheynes kleine statuario Hermaphrodite / Pol Mariëns hevig surrealisme... en een middenkunst die bv. in waterspiegelingen kleuren laat trillen (Kari Bert, Gilberte De Leger, Serge Largot).
Nadrukkelijke oefeningen treft men aan bij Marcel Rademakers (met erg poëtizerende titels), in Pol Spilliaerts witte Griekse marmers en bij Maurice Wijckaert (het imponerende Als ick can).
Aan de andere zijde evolueert deze "natuurmystiek" of dit "abstrakt impressionisme" (ach, de dwaasheid van etiketten...) naar steeds "schralere" blankheid. Roger Wittewrongel beperkt zich tot één kleurrijk detail waaronder wat graffiti; Pol Cockx toont prachtige witte skulpturen in carrara: zeer kompakt, treffend ingehouden tot een volume met enkele plooitjes. Meer symmetrisch werkt Jan Dries. Een grote indruk ten slotte maakt Lut Lenoirs bijna-blanke zijdekomposities (Reflection) en de verblindend-witte triptiek Maatstaf van Etienne Van Doorslaer, de benediktijn Maur uit Zevenkerke: een heldere cirkel, een heldere driehoek, een helder vierkant. Het eindpunt van een bezinning. Enigszins apart de sfeervolle kleurenetsen van Katrien Caymax (w.o. Dodenkamer).
Terwijl ik de rondgang maakte door de tentoonstelling, vulde de zaal zich plots voor een doctoraatsreceptie. Het kon nauwelijks storen."

(Hans Devroe, in: De Standaard, 30/10/1982)

*
TENTOONSTELLING MYSTERIE EN MATERIE

“Leuven – Als voorsmaakje op het Europees Poëziefestival dat in Leuven reeds voor de vierde maal wordt gehouden, werd in de Universiteitshallen, Naamsestraat 22, de tentoonstelling “Mysterie en Materie” geopend. Deze tentoonstelling mag niet aangezien worden als een plastische vertolking van de poëzie die in het festival aan bod komt. Als schakel tussen beide manifestaties hebben de inrichters enkel literair getinte schilders en beeldhouwers gekozen, die het surrealisme of magisch realisme vertegenwoordigen.
Er werd beroep gedaan op Belgische kunstenaars, aangevuld met enkele buitenlanders uit de groep Lumen Numen.
Aan deze tentoonstelling, die tot 15 november toegankelijk is werken mee: Alain Aurégan, Kari Bert, Katrien Kaymax, Pol Cockx, Jetje De Kort, Gilberte De Leger, Jan Dries, Yves Ducheyne, Serge Largot, Lut Lenoir, Pol Mariën, Willy Meysmans, Roland Monteyne, Marcel Rademakers, Pierre Souchaud, Pol Spilliaert, Gerard Thys, Etienne Vandoorslaer, Roger Wittewrongel en Maurice Wyckaert.
De tentoonstelling is tijdens de week dagelijks geopend van 11 tot 18 u. en op zondag van 14 tot 18 u.”

(L.J. in: Het Volk, 00/10/1982)

3. HUIZE DE LANCKSWEERT (BRUSSEL / BRUXELLES 4. GALERIE ALEPH (AALST / ALOST) 5. GALERIE DE ZWARTE PANTER (ANTWERPEN)

ARTIKELS VAN / IN:
PHILIPPE D'ARSCHOT (CATALOGUS) ERIK VAN RUYSBEEK (CATALOGUS) DE NIEUWE GAZET
EMILE KESTEMAN (PEAU DE GERFAUT)

"LUMEN-NUMEN"- Quatrième état

" Une troisième occasion (alors qu'une quatrième et peut-être une cinquième se dessinent déjà) est offerte au groupe "Lumen-Numen" d'exposer, cette fois à Bruxelles, grâce à l'acceuil que lui réservent généreusement Monsieur et Madame Gérald Lancksweert, dans leur propre demeure.
Une expérience inédite est ainsi tentée qui peut s'avérer utile pour les artistes du groupe, en plaçant leurs oeuvres face à de nouveaux amateurs.Il est convenue aussi d'organiser une exposition semblable à la galerie Aleph d'Alost, à l'initiative de Jo Verbrugghen, et à la galerie Zwarte Panter à Anvers à l'invitation d'Adriaan van Raemdonck.
Il semblera indiqué de rappeler que deux expositions ont été précédemment ouvertes par les peintres et les sculpteurs du groupe, réunis par des concordances d'esprit et de recherches picturales ou plastiques, en toute indépendance de courants qui peuvent évoluer alentour. La première manifestation eut lieu à Anvers, en 1967, tandis que la deuxième prenait place à Anvers encore, dans le cadre du Musée des Beaux-Arts.
Le Groupe "Lumen-Numen" a souligné, dès ses débuts, un caractère international. Plusieurs artistes étrangers ont marqué leur sympathie, en effet, pour les idéaux poursuivis par les fondateurs du groupe et se sont spontanément joints à eux. Des peintres tels que Bazaine, Bertholle, le Moal, Jacques Germain et Tal Coat pour la France, le Hongrois Imre Nagy, le Libannais Dadérian, l'Italien Silvio Zanella, les Allemands Henri Pfeifer et Siegward Sprotte ainsi que Ben Koelman et Rudi Polder pour les Pays-Bas, Lars A. Sundberg pour la Suède ou Seiler pour la Suisse, ont entouré de leurs oeuvres l'apport du noyeau belge. Un accent de parenté d'esprit a été mis, par ailleurs, sur l'oeuvre de peintres disparus tels que Jules Schmalzigaug (1886-1917), Philippe Morel (1897-1965) et Jacques Pajak (1930-1965).
Cet internationalisme a été maintenu dans la présente exposition. Si celle-ci ne présente pas l'étendue que lui permettaient, en 1967 comme en 1969, de très vastes locaux, le principe n'en a pas moins été maintenu. Des artistes étrangers exposent, ici, qui font partie du groupe et dont les oeuvres étaient immédiatement disponibles, sur place.
Nous avons dit: troisième exposition du groupe "Lumen-Numen" alors que le titre de cette introduction indique "Quatrième état". C'est que l'un des objectifs du groupe est aussi d'intégrer d'autre d'autres aspects de l'art que la peinture et la sculpture: la littérature, entre autres. C'est ainsi que les deux premiers catalogues tentaient une première synthèse avec une suite de citations exemplaires. Un pas de plus a été fait dans cette direction. Le Groupe vient de publier une volume principalement consacré à une certaine poésie. Cette "Anthologie" de l'inspiration, à travers le temps et l'espace, forme un premier receuil de l'esprit numinueux. Il est surtout question de ce mouvement - ou de cet élan- mystérieux et purement personnel qui, à travers les siècles et les civilisations les plus diverses, formule sous les éternelles apparences de l'art, la véritable et sous-jacente Odyssée de la création artistique. C'est là, dans ce courant subtil que peut être trouvé ce qu'un Heidegger recherchait avec
passion jusque dans ses origines premières.
Cette publication littéraire doit son sommaire à la direction d'Erik van Ruysbeek aidé de Kari Bert et de Serge Largot. Elle compte dans la suite des manifestations du groupe comme troisième état de ses activités. Là encore, l'art plastique trouve sa place avecdes illustrations hors-texte de Serge Vandercam, de Serge Largot et de Remo Martini.

"Une troisième occasion (alors qu'une quatrième et peut-être une cinquième se dessinent déjà) est offerte au groupe "Lumen-Numen" d'exposer, cette fois à Bruxelles, grâce à l'acceuil que lui réservent généreusement Monsieur et Madame Gérald Lancksweert, dans leur propre demeure.
Une expérience inédite est ainsi tentée qui peut s'avérer utile pour les artistes du groupe, en plaçant leurs oeuvres face à de nouveaux amateurs. Il est convenue aussi d'organiser une exposition semblable à la galerie Aleph d'Alost, à l'initiative de Jo Verbrugghen, et à la galerie Zwarte Panter à Anvers à l'invitation d'Adriaan van Raemdonck.
Il semblera indiqué de rappeler que deux expositions ont été précédemment ouvertes par les peintres et les sculpteurs du groupe, réunis par des concordances d'esprit et de recherches picturales ou plastiques, en toute indépendance de courants qui peuvent évoluer alentour. La première manifestation eut lieu à Anvers, en 1967, tandis que la deuxième prenait place à Anvers encore, dans le cadre du Musée des Beaux-Arts.
Le Groupe "Lumen-Numen" a souligné, dès ses débuts,un caractère international. Plusieurs artistes étrangers ont marqué leur sympathie, en effet, pour les idéaux poursuivis par les fondateurs du groupe et se sont spontanément joints à eux. Des peintres tels que Bazaine, Bertholle, le Moal, Jacques Germain et Tal Coat pour la France, le Hongrois Imre Nagy, le Libannais Dadérian, l'Italien Silvio Zanella, les Allemands Henri Pfeifer et
Siegward Sprotte ainsi que Ben Koelman et Rudi Polder pour les Pays-Bas, Lars A. Sundberg pour la Suèdeou Seiler pour la Suisse, ont entouré de leurs oeuvres l'apport du noyeau belge. Un accent de parenté d'esprit a été mis, par ailleurs, sur l'oeuvre de peintres disparus tels que Jules Schmalzigaug (1886-1917), Philippe Morel (1897-1965) et Jacques Pajak (1930-1965).
Cet internationalisme a été maintenu dans la présente exposition. Si celle-ci ne présente pas l'étendue que lui permettaient, en 1967 comme en 1969, de très vastes locaux, le principe n'en a pas moins été maintenu. Des artistes étrangers exposent, ici, qui font partie du groupe et dont les oeuvres étaient immédiatement disponibles, sur place.
Nous avons dit: troisième exposition du groupe "Lumen-Numen" alors que le titre de cette introduction indique "Quatrième état". C'est que l'un des objectifs du groupe est aussi d'intégrer d'autre d'autres aspects de l'art que la peinture et la sculpture: la littérature, entre autres. C'est ainsi que les deux premiers catalogues tentaient une première synthèse avec une suite de citations exemplaires. Un pas de plus a été fait dans cette direction. Le Groupe vient de publier une volume principalement consacré à une certaine poésie. Cette "Anthologie" de l'inspiration, à travers le temps et l'espace, forme un premier receuil de l'esprit numinueux. Il est surtout question de ce mouvement - ou de cet élan- mystérieux et purement personnel qui, à travers les siècles et les civilisations les plus diverses, formule sous les éternelles apparences de l'art, la véritable et sous-jacente Odyssée de la création artistique. C'est là, dans ce courant subtil que peut être trouvé ce qu'un Heidegger recherchait avec passion jusque dans ses origines premières.
Cette publication littéraire doit son sommaire à la direction d'Erik van Ruysbeek aidé de Kari Bert et de Serge Largot. Elle compte dans la suite des manifestations du groupe comme troisième état de ses activités. Là encore, l'art plastique trouve sa place avec des illustrations hors-texte de Serge Vandercam, de Serge Largot et de Remo Martini.

Beaucoup éprouvent la nécessité de formes d'art qui ne soient pas uniquement le résultat de spéculations intellectuelles ou idéologiques, trop étroitement solidaires des modes du moment. Or, un tel art existe et se trouve, loin des courants "modernistes" et l'on ne peut qu'en ressentir de l'émerveillement dès que l'expression
temporelle du pinceau, du mot... de la note relève, par dessus tout, de la réflexion intérieure. Un réalité esentielle transparaît dès lors au travers de l'oeuvre lorsque celle-ci exprime l'Esprit de sa création. Sans doute représenter l'esprit à travers la forme est un impératif capital et non seulement une manière de penser ou de croire ou un style ou des préférences: simples "opinions" qui ne sont qu'autant de reflets transitoires. Mais, qu'un état de conscience serve à élaborer une oeuvre... loin de la poussière du siècle comme le voulait le peintre et critique d'art chinois, Shitao, vers 1710, et l'art qu'il soit d'Extrême-Orient ou d'ailleurs ne peut que porter l'indélébile empreinte de l'Esprit qui l'anime.
Comment ne pas se souvenir des mots de Jung: Bild ist Seele? Dès lors, tout observateur de l'art se trouve tout autant confronté avec une réalité tangible qu'avec son contenu vital c'est à dire la pensée méditative qui a pris une forme plastique pour mieux se faire entendre. A ce même amateur, il peut même advenir de se sentir poussé plus avant et comme au delà de quelques mystérieux miroir, ouvert sur des perspectives plus lointaines que celles des dimensions immédiatement reflétées.
Ne serait-ce pas au travers d'un miroir semblable qu'après être grimpée sur la cheminée de sa chambre, Alice: l'enfant miraculeux de l'imagination créatrice de Lewis Caroll et qui renonçant à l'Underground comme au Wonderland de ses explorations, devait, un jour de 1872, passer dans l'éblouissement de son âge onirique et "réel"? Elle se retourna pourtant un instant, dans le vertige de sa crainte, en abandonnant son univers familier et sa surprise fut la plus rassurante qui soit: la seule qui "l'enchanta" pour de bon! Ne devait-elle pas perçevoir que, vues des seuils qui désormais étaient les siens: The pictures seemed to bee ... all alive, alive: peinture non pas vivantes, mais "animées"?
L'effort des peintres et des sculpteurs du Groupe, chacun à titre d'expérience personnelle, a justement pour ultime ambition de rendre évidente une qualité d'imagination transcendante, seule capable d'assurer que l'art demeure positivement...
ALIVE: ANIMÉ."

(Philippe d'Arschot, in: Lumen-Numen, nr 4, 1971, p. 1-4)

EMIEL DE KEYSER

*

BIJ WIJZE VAN INLEIDING

"De schilderkust van de groep Lumen-Numen is bij een eerste kennismaking een schilderkunst die van de toeschouwer een speciale inspanning vergt. Deze inleiding bevat enkele aanduidingen om pogingen om ze nader te brengen bij de toeschouwer die deze inspanning wil doen. Geen verklaring, zeker geen verdediging of apologie, slechts enkele tips, die misschien, ik hoop het, de openheid tot deze kunst helpen verwekken.

Om te beginnen een drietal punten die ze gemeenschappelijk heeft met veel moderne schilderkunst die zich beweegt in het spoor dat door Cézanne werd getrokken, doch eveneens met vele grote werken uit vroegere tijden.
Eerst is er het streven naar de oplossing van de vorm, de verdoezeling der omtrekken, wat een gevolg is van het streven om de werkelijheid niet meer te zien volgens de ingebeelde, abstracte logica van lijnen die er allerlei omtrekken zouden bepalen, doch, enerzijds volgens de vlekken en mekaar rakende kleurgebieden die het oog er werkelijk ziet en anderzijds doorheen de taal van het plastisch en ineenvloeiend of nevenschikkend materiaal dat de verf is. Het oog dringt op deze wijze zodanig de werkelijkheid binnen dat het a.h.w. deze werkelijkheid zelf wordt. Er ontstaat een osmose, een transmutatie die de werkelijkheid een ziel geeft. Geen voorstelling meer, een zich inleven. Eerste geestelijke dimensie van deze kunst. Dit eerste kenmerk is trouwens fundamenteel en universeel en men kan alle schilders volgens dit kriterium in twee groepen indelen: zij die wel de werkelijkheid binnendringen, de niet-mystiekers en de mystiekers.
Kleurdenken is een tweede karakteristiek die eveneens zeker niet nieuw is, doch die door de Lumen-Numen schilders misschien iets systematischer wordt toegepast. Het behoort althans tot hun credo. Kleuren hebben eigen wetten en mogelijkheden, harmonieken en associatieve potenties die de taal zelf van het schilderen uitmaken, het a b c van deze kunst.
Een derde karakteristiek, eveneens zo oud als alle goede schilderkunst, ligt in het plastisch vermogen en de kracht om de gewaarwordingen tastbaar te maken.Met de vorige is deze karakteristiek de minst oorspronkelijke van de groep en verbindt hem alleen maar met de grote constanten in de schilderkunst aller tijden.

Een volgende groep van twee karakteristieken is reeds specifieker voor de schilders die hier tentoonstellen en moeilijker te vatten.
De eerste betreft het scheppen van een a-perspectivistische of misschien beter gezegd: een multi-perspectivistische ruimte. Dit is beslist een aspect van de geestelijke dimensie van deze schilderkunst. Het is een ervaring van de werkelijkheid, waarin alle dingen te gelijk bestaan.
Tegelijkertijd een universaliteit en een samenvallen van alle dimensies in een soort ruimteloze ruimte waarin de verzoening der tegengestelden verwezenlijkt is, een universeel punt waarin alle conventionele ruimte-begrippen verzwinden of ontploffen en opgaan in een bijna niet meer met woorden uit te drukken werkelijkheid, die de
"plaats" is van alle mogelijke ruimten.
In deze ruimte dan heerst het licht. Alle grote schilders hebben het licht willen uitdrukken of vangen. Het licht is de enige werkelijkheid want gans de fysische wereld is in zijn kleinste bestanddelen herleidbaar tot licht, als wat is bestaat uit licht en dit in zoveel schakeringen als er dingen en aspecten aan de dingen zijn. Ook het licht brengt ons in een geestelijke realiteit, in een helder opgaan in het wezen van wat is, en de naam Lumen-Numen zegt het: deze strijd om het licht vormt een fundamenteel aspect van deze schilderkunst. Daarom zal de stof glanzen van het licht dat er de kern van vormt en dat zelf maar symbool is voor nog diepere geheimen van het zijn, daarom zal het licht alle vormen en kleuren van de werkelijkheid transfigureren. Schilderen wordt capteren, openbaren, weergeven, suggereren van licht, de werkelijkheid wordt ervaren als één stroom van duizendvoudige lichtschakeringen en de kleur van de schilder poogt hiervan een weerspiegeling te zijn en zijn matière poogt hij te doen glanzen van deze intieme werkelijkheid.

De laatste kenmerken, de moeilijkst bereikbare, de zelden bereikte streefdoelen van deze schilderkunst,betreffen tenslottehet numineuze. Dit zou men kunnen omschrijven als het wonderbare, onuitsprekelijke wezen zelf der werkelijkheid en van het leven. Het is een paradoxale werkelijkheid want ze heeft een inhoud die ontsnapt aan elke inhoud, en dàt juist wil de inhoud zijn van deze kunst: een bijna bovenmenselijke weddenschap. En al is het wellicht een feit dat dit doel niet bereikt kan worden, tenzij in een authentieke mystieke ervaring, die zich op het puur geestelijk plan situeert en daarom niet meer mededeelbaar is, zodat elke vorm van kunst, eer ze dit zou bereiken, in gestamel en in stilte zou zijn opgegaan, toch poogt de kunst de grenzen van het mededeelbare te verleggen en steeds verder door te dringen in geestelijke lagen die nog in vormen suggereerbaar zijn. Dit zweeft de meest typische Lumen-Numen schilders voor de ogen.

De grote concrete moeilijkheid blijft het in beeld brengen van deze werkelijkheid uit het hogere bewustzijn, een beeld, dat ook aan de toeschouwer de mogelijk- heid biedt dit te ervaren of dat hem op deze golflengte plaatst.
Via de osmose met de werkelijkheid door het oplossen van de vorm, opgaande naar het licht en het bewustzijn der multivalente ruimte, wil deze kunst uitmonden in de geestelijke werkelijkheid waarvan al wat is een aspect is. Van sensoriële naar numineuze schilderkunst langs een hele reeks overgangstrappen en in de zuivere schilderkundige taal van kleur, plasticiteit en stof-transfiguratie, is deze kunst een poging, en vaak nog een stamelende poging - maar hoe verdienstelijk!- om een dimensie, de geestelijke, bewuster dan vroeger, toe te voegen, niet alleen aan de schilderkunst, doch aan het huidig bewustzijn zonder meer.

(Erik van Ruysbeek, in: Lumen-Numen, nr 4, 1971, p. 5-8)

*
GROEP LUMEN-NUMEN WIL HET GEESTELIJKE UITBEELDEN

"De laatste etappe van de tentoonstellingstrilogie van de groep Lumen-Numen eindigde in galerij De Zwarte Panter, aan de hoogstraat 70 te Antwerpen. In de gezellige ruimte die Adriaan Raemdock (sic) ter beschikking stelt komt het werk van deze internationale groep artiesten goed tot zijn recht.
Tot 28 april kan men de Lumen-Numen-produkten gaan bekijken, die voordien reeds te Brussel en te Aalst te zien waren.
In de toelichting tot deze manifestatie lezen we dat alle grote schilders het licht hebben willen vangen of uitdrukken. Het licht brengt ons in een geestelijke realiteit, in een helder opgaan in het wezen van wat is, en de naam Lumen-Numen zegt het: deze strijd om het licht vormt een fundamenteel aspect van deze schilderkunst. En verder: de zelden bereikte streefdoelen van deze schilderkunst betreffen het numineuze. Dit zou men kunnen omschrijven als het wonderbare, onuitsprekelijke wezen zelf der werkelijkheid en van het leven. Het is een kunst die poogt de grenzen van het mededeelbare te verleggen en steeds verder door te dringen in de geestelijke lagen, die nog in vormen suggereerbaar zijn.
Dat brengt met zich mee dat de beeldhouw- en schilderkunst van de groep Lumen- Numeneen kunst is die van de toeschouwer heel wat inspanning vraagt. Maar wie zich die moeite getroost wordt er voor beloond: er valt van deze kunst te genieten omdat zij in de eerste plaats een uiting is van een zuiver en picturaal gericht kleurgevoel. Men kan ook los van de hiervoor geformuleerde theorieën, doordringen in het eigen artistieke klimaat van deze kunst.
In De Zwarte Panter kan men werk zien van Guy Adam, Kari Bert, Emiel De Keyser, Gilberte De Leger, Jan Dries, Serge Largot, Remo Martini, Roland Monteyne, Rudi Polder, Marcel Rademakers, Siegward Strotte (sic), Lars A Sundberg, Wim Van de Velde en Roger Wouters.
Al met al een zeer fraai ensemble."

(Art., in: De Nieuwe Gazet, 21/04/1971)

EMIEL DE KEYSER

*

LUMEN NUMEN (Maison Lancksweert)

"C'est dans une belle maison patricienne de la Place Jamblinne de Meux à Bruxelles que le groupe Lumen-Numen a exposé ses oeuvres.
Pour bien situer l'esprit de ces artistes, il faut se référer à l'introduction de Philippe d'Arschot et à celle d'Erik van Ruysbeek. Le premier insiste sur "la pensée méditative qui a pris une forme plastique" et le second précise ces deux pôles vers lesquels tendent les recherches du groupe: la lumière et le réel.Ce dernier, ils veulent le saisir dans son existence la plus profonde, qui confine au sacré. Dans le but de mieux expliciter leur objectif, ils ont recours à un néologisme: le numineux.
Des Hollandais, un Allemand, un Suédois et des Belges se côtoient. Il serait trop long d'analyser toutes les oeuvres exposées. Force nous est de ne signaler quela belle lumière issue du coloris dans les oeuvres de Kari Bert, l'extraordinaire impression laissée par les compositions de Remo Martini,le coloris plus vif d'E. De Keyser, la sensibilité délicate de Polder, la sobriété japonaise de Sprotte dans Bambous à Ischia etles pastels au coloris serré et musical de Marcel Rademakers, les sculptures hors catalogue de Roland Monteyne. Trop de richesses artistiques nous entourent dans un cadre rêvé. Ensemble d'un raffinement extraordinaire où quelques oeuvres seulement détonnent un peu."

(Emile Kesteman, in: Peau de Gerfaut, n° 66, mai 1971, Brussel/Bruxelles)